Voor sommige huishoudens loont het niet of amper om meer te gaan werken. Dat kan zelfs zo extreem uitpakken dat van iedere 100 euro die je meer verdient slechts 8 euro overblijft.
Hoe kan dat nou, zullen veel mensen zich afvragen. Het belastingtarief voor inkomsten uit werk is immer 37 procent voor de grootste groep en 49,5 procent voor de meest verdienende Nederlanders.
Daar zit het probleem dan ook niet. Iets anders is de marginale druk, zoals dat heet. Dat is het percentage van iedere euro die je meer verdient, dat je uiteindelijk niet terugziet op je bankrekening.
Om die marginale druk te berekenen, kijk je niet alleen naar het percentage belasting dat je afdraagt, maar ook naar allerlei andere factoren. Denk aan de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag, de zorgtoeslag en een aantal inkomensafhankelijke belastingkortingen.
Het probleem zit hem erin dat al die toeslagen en belastingvoordelen afhankelijk zijn van je inkomen. Meer verdienen betekent dus dat je minder ondersteuning krijgt van de overheid. Dat is eigenlijk precies zoals het systeem bedoeld is. Immers, wie meer verdient heeft ook minder ondersteuning nodig, is het idee.
Maar het heeft een nogal onwenselijk resultaat, vindt men in Den Haag van links tot rechts. Want voor de groepen die het meest profiteren van al die toeslagen, betekent dit dat meer werken niet zorgt voor een groter besteedbaar inkomen. En waarom zou je het dan doen?
Het meest extreme geval zit hem bij alleenstaande ouders met kinderen die in een huurhuis wonen. Stel dat je in die situatie een brutoloon hebt van 32.500 euro en je wil een paar uur extra gaan werken om vaker iets leuks te kunnen doen met de kinderen, dan houd je nu slechts 8 cent over van iedere euro die je meer verdient.
Tussen de 30.000 en de 40.000 euro is de marginale druk zo hoog voor deze groep, dat als je 10.000 euro extra gaat verdienen, dus 40.000 in plaats van 30.000 euro, je onder aan de streep net aan 1000 euro meer overhoudt.
Dat komt door het toeslagensysteem. Neem bovenstaande situatie. Het nettoloon van deze persoon stijgt met ruim 5500 euro als hij 10.000 euro meer gaat verdienen. Maar dan komen de klappen. Want hij wordt 1254 euro op zijn zorgtoeslag gekort. Krijgt 621 euro minder kindgebonden budget, 2169 euro minder huurtoeslag en 413 euro minder kinderopvangtoeslag. En dan blijft er van die 10.000 euro uiteindelijk dus nog maar iets meer dan 1000 euro over.
De andere kant van het verhaal is wel dat deze zelfde persoon, een netto-inkomen heeft dat hóger is dan zijn bruto-inkomen. Die grens ligt zo rond de 40.000 euro. Door alle toeslagen is de gemiddelde belastingdruk voor deze groep dus juist negatief. Dat wil zeggen, ze krijgen meer terug van de staat in de vorm van kortingen en toeslagen dan ze afdragen in de vorm van belasting.
Daarmee is ook meteen duidelijk dat het lang niet eenvoudig is om het probleem van de marginale druk op te lossen. In theorie ben je van het probleem af door de toeslagen af te schaffen, dan heb je immers ook geen last van de afbouw ervan. Maar dan gaan deze huishoudens er letterlijk duizenden en duizenden euro’s op achteruit. Er moet dus iets anders voor in de plaats komen.
Een andere optie, die de afgelopen jaren is gebruikt, is het minder snel afbouwen van de toeslagen als het inkomen stijgt. Maar ook dat kun je niet ongestraft blijven doen, want dat zorgt er onherroepelijk weer voor dat ook steeds hogere inkomens recht houden op toeslagen, die ze misschien helemaal niet nodig hebben.