Hoewel we denken dat we net beter articuleren, praten we tegen baby’s minder duidelijk dan tegen volwassenen.
‘Gaan we dodo doen? Zeg maar dada met de handjes, ja, we gaan dada zeggen.’ Vaders en moeders hebben de neiging anders te praten tegen hun jong kind dan tegen volwassenen. Dit babytaaltje – of parenthese – bevat ‘schattige woordjes’, we praten zangerig, langzaam en proberen goed te articuleren. We denken misschien dat peuters ons zo makkelijker zullen begrijpen, en sneller leren spreken. Als we pakweg onze mond meer opendoen als we een ‘a’ uitspreken, zullen kinderen die klank makkelijker onderscheiden van pakweg een ‘o’. Maar Japans-Frans onderzoek suggereert net dat moeders minder duidelijk spreken tegen hun kinderen dan tegen volwassenen.
Onderzoekers van het RIKEN Brain Science Institute in Tokio zetten de recorder aan terwijl 22 Japanse moeders tegen hun peuters van anderhalf à twee jaar oud, praatten. Om te kunnen vergelijken, namen ze ook een gesprek op tussen de moeders en henzelf. Vervolgens deden andere onderzoekers er vijf jaar (!) over om beide databanken, die veertien uur taal bevatten, te analyseren en te markeren. Speciale software mat daarna de akoestische gelijkenissen tussen twee lettergrepen (zoals ‘ba’ en ‘pa’).
De resultaten waren verrassend: de gelijkenissen waren groter bij babytaal dan bij taal gericht aan volwassenen. Met andere woorden: de moeders spraken lichtjes onduidelijker tegen hun kinderen. Om je kind te helpen taal te begrijpen, hoef je dus niet over te gaan tot parenthese. Waarom moeders minder duidelijk praten tegen hun kroost, is nog niet duidelijk. De onderzoekers vermoeden dat ze zich onbewust te veel focussen op andere doelen, zoals emoties overbrengen of de aandacht van hun kind trekken, en dat ze daardoor toch minder aandacht aan hun taal besteden dan ze denken. Ook moet verder onderzoek uitwijzen of de bevindingen ook gelden buiten Japan. De studie is gepubliceerd in het vakblad Psychological Science.