Op weg naar een broedgebied of een plek met afdoende voedsel, volgen veel dieren jaarlijks een migratieroute. Die route heeft bij de één meer voeten in de aarde dan bij de ander. We zetten een aantal bijzondere migraties op een rij.
Of we nu spreken over vlinders, kariboes of walvissen: veel diersoorten ondernemen jaarlijks enorm uitdagende tochten. “Maar vogels zijn waarschijnlijk de meest indrukwekkende migranten. Zowel op het gebied van afstand als van taaiheid”, zegt bioloog Jamie Gillooly. “Om de last te verlichten verkleinen veel kustvogels en zangvogels hun maag voor en tijdens de migratie”, zegt Gillooly, die onlangs onderzoek deed naar lichaamsgewicht tijdens diermigraties. ”Tijdens de vlucht doen de vogels een beroep op opgeslagen vet, en na de reis groeit de maag weer.”
Het dier met de langste migratie is de Noordse stern (Sterna paradisaea), die jaarlijks van de noordpool naar de zuidpool vliegt – en weer terug. De vogel, die nauwelijks honderd gram weegt, vliegt daarbij in totaal zo’n 71 duizend kilometer. “In theorie kunnen ze deze afstand binnen een paar dagen overbruggen”, zegt Hugh Dingle, auteur van het boek Migrations: The Biology of Life on the Move. “Maar onderweg pauzeren ze om zich te voeden.”
De rosse grutto (Limosa lapponica) staat aan kop als het gaat om de indrukwekkendste non-stop vlucht. Deze kleine, langsnavelige steltloper, kan zonder rust of eetpauze van Nieuw-Zeeland naar Noord-China vliegen. Bovendien is er een getrackte rosse grutto geweest die in één ruk van Alaska naar Nieuw-Zeeland vloog, een afstand van 11.500 kilometer. Dingle: “De grutto’s volgen de wind en overbruggen de afstand in twee á drie dagen. Ze hoeven alleen veel energie te gebruiken in de intertropische convergentiezone (ITCZ), een zone in de buurt van de evenaar die bekend staat om het mooie en rustige weer.”
De monarchvlinder is de ster van de insectenmigratie. De vlinder kan in één vlucht bijna vijfduizend kilometer afleggen. Dingle noemt Rhopalosiphum maidis als onderschatte ‘underdog’. Dit extreem kleine insect uit de orde van de halfvleugeligen – ze meten slechts twee millimeter – reist op zoek naar voedsel in de vorm van lichtgele planten – zomaar duizend kilometer, van Texas naar Illinois bijvoorbeeld. De migratieroute van R. maidis is wel een gevaarlijke. De geleedpotigen zijn een favoriete prooi van vogels en andere dieren.
Grote zoogdieren zijn moeilijk over het hoofd te zien, zou je zeggen. Toch werd de migratie van het muildierhert (Odocoileus hemionus) pas onlangs ontdekt. Wetenschappers zagen recentelijk hoe een exemplaar door de Amerikaanse staat Wyoming trok, over een afstand van 241 kilometer.
Bekender is de jaarlijkse trek van de kariboe, die zich ieder jaar verplaatst van de naaldbossen naar de toendra, en weer terug. Hun migratieroute is niet de langste (zo’n duizend kilometer), maar wel een erg zware. Lopen kost immers meer energie dan vliegen of zwemmen. Dingle: “Toch overschatten veel mensen de moeilijkheid van diermigraties. De meeste soorten zijn door hun levensstijl goed aangepast aan een lange tocht. Voor veel dieren is het moeilijker om volwassen te worden, dan om jaarlijks een zware tocht te maken.”