Toen Graham (schuilnaam) zijn psychiater vertelde dat hij dood was, dacht deze uiteraard aan een bijzondere depressie, of zo. Maar toen Graham later – hij hield vol dat hij zich ‘dood’ voelde – onder de hersenscan werd onderzocht bleek dat er wat in zijn bewering stak. De neuroloog die hem onderzocht: ‘Ik was stomverbaasd, zoiets had ik nog nooit gezien. De activiteit in bepaalde breingebieden was vergelijkbaar met iemand in coma of onder narcose. We hadden nog nooit iemand met zó weinig hersenactiviteit gezien die wakker was, laat staan dat diegene kon lopen en praten.’
Een verklaring kan zijn dat Graham eerder een zelfmoordpoging deed. Hij hield een elektrische kachel onder water terwijl hij in bad zat. Hij kwam daarvan weer bij, maar als een levend lijk. ‘Mijn hoofd was leeg, ik kon nergens meer van genieten. Ik kon niet meer ruiken, niet meer proeven. Eten of drinken had geen nut. Praten was tijdverspilling. Eigenlijk had ik helemaal geen gedachten meer. Alles was zinloos.’
De ziekte heeft volgens de New Scientist een naam: het syndroom van Cotard.
Graham is nooit meer helemaal levend geworden. Maar hij wordt wel steeds een beetje minder dood.