In 1971 brak een groep vredesactivisten in bij een FBI-kantoor in Pennsylvania om illegaal afluisteren aan het licht te brengen. De inbraak was een succes dankzij een bokswedstrijd en een briefje op de deur.
Op de avond van 8 maart 1971 zou Muhammad Ali vechten tegen Joe Frazier, en een groep Amerikaanse tegenstanders van de Vietnamoorlog maakte daar gebruik van.
Die ochtend plakten leden van de organisatie Citizens’ Commission to Investigate the FBI een briefje op de deur van het kantoor van het Federal Bureau of Investigation in de plaats Media, Pennsylvania.
Op het briefje stond: ‘Deze deur vanavond a.u.b. niet op slot doen.’
En de deur zat inderdaad niet op slot, dus terwijl de meeste mensen aan de buis gekluisterd zaten, konden de activisten gewoon naar binnen wandelen en zoveel documenten stelen als ze konden dragen.
De activisten wilden illegale praktijken van de FBI aan het licht brengen. Het was al langer bekend dat de federale politie burgerrechten schond en vredesactivisten in de gaten hield en lastigviel.
De inbrekers hadden beet. Onder de documenten bevond zich bewijs van het bestaan van COINTELPRO, een programma waarmee beroemdheden als Martin Luther King en Malcolm X illegaal werden afgeluisterd en geobserveerd.
Op een boerderij kopieerden de activisten de documenten en stuurden ze naar twee leden van het Congres in Washington D.C. en drie journalisten van The New York Times, The Washington Post en The Los Angeles Times.
The Washington Post publiceerde een deel ervan, wat leidde tot een officieel onderzoek naar mogelijke wetsovertredingen door de FBI. Het vertrouwen van het publiek in de federale politie was ernstig geschaad.
FBI-directeur J. Edgar Hoover was woedend, maar ondanks een grondig onderzoek lukte het hem nooit om de inbrekers te vinden, die hun mond hielden tot hun misdaad in 2014 verjaard was.
De vier activisten zijn sindsdien geëerd met een plaquette op het gebouw waar ze die nacht in 1971 hadden ingebroken.