Mannen waren bij het ontstaan van de verschillende talen en dialecten in de wereld van doorslaggevende betekenis.
Onze moedertaal is eigenlijk meer onze vadertaal. De vrouwelijke inbreng was veel kleiner. Zij waren door de geschiedenis heen veel eerder bereid een nieuwe taal aan te leren dan mannen…
Dat blijkt uit onderzoek van de University of Cambridge, waarvan de resultaten zijn gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift SCIENCE.
De wetenschappers kwamen tot hun bevindingen door genetisch onderzoek te verrichten in verschillende bevolkingsgroepen over de hele wereld. Ze vonden een verband tussen veranderingen van het Y-chromosoom en het ontstaan van nieuwe talen of dialecten. Als daarin veranderingen optreden wijst dat op de komst van nieuwe mannen in een populatie.
Uit de genetische analyse blijkt dat de taal van zowel Afrikaanse, Polynesische en Indiase stammen in de loop van de geschiedenis vaak veranderde na de komst van grote aantallen nieuwe mannen. De komst van nieuwe vrouwen had waarschijnlijk nauwelijks invloed. Zij bleken veel eerder bereid een nieuwe taal te leren. Zo is in de genen van veel IJslanders nog steeds terug te zien dat de Vikingen vrouwen van de Britse eilanden ontvoerden, maar de taal die er wordt gesproken vertoont geen Engelstalige invloeden.
“Wanneer de ouders verschillende taalkundige achtergronden hadden, was de taal van de vader waarschijnlijk dominant binnen de familie”, aldus het onderzoeksteam op de nieuwssite ScienceDaily. ”Vrouwen waren vermoedelijk geneigd zich aan te passen aan mannelijke immigranten, zeker als zij militaire macht of nieuwe technieken meebrachten.”