Al 150 dagen is het bankje op het Leidse stationsplein zijn thuis. Mohammed Bin Talal, telg van een familie die ooit heerste in Saoedie-Arabië, vertelt zijn bizarre levensverhaal. Voor de meeste treinreizigers uit Leiden is hij een bekend gezicht. Mohammed Bin Talal, een dakloze man die al maandenlang op een bankje voor de fietsenstalling van het station zit. Maar achter het uiterlijk van de dakloze Mohammed gaat een bijzonder verhaal schuil. Hij is namelijk van Saoedische adel.
"Mijn opa Mohammed Bin Talal was de laatste prins van de Al-Rasheed familie. Wij waren de heersers van een groot gedeelte van wat nu Saoedi-Arabië is. In 1921 is de stad van waaruit wij regeerden, aangevallen door Ibn Saoed, stichter van het huidige Saoedi-Arabië. We kwamen tot een overeenkomst: wij hielden ons geld, zij kregen de macht." In 1995 belandde hij als student voor de master 'Social Communication' aan de Universiteit aan Amsterdam. "Ik ben vervolgens in Leiden terechtgekomen op uitnodiging van een vriend die ik in de jaren erna uit het oog ben verloren. Toen ik de stad zag, wilde ik niet meer weg. Alles is hier leuk. De mensen, de grachten, de huizen."
Hij had een aangenaam leven in Leiden. Totdat hij, eind jaren '90, ontdekte dat het familiefortuin vrijwel was verdwenen van zijn Zwitserse bankrekening. Er was nog wel wat over. Zo'n 35.000 euro, schat Bin Talal, van de 10 miljoen die er ooit op stond. De Zwitserse bank claimt dat het geld is verdwenen omdat zijn vader het in aandelen had belegd die 'verdampt' zijn. Bewijs daarvoor, dat Bin Talal heeft gevraagd, zou de bank nooit overlegd hebben.
Omdat hij gewend was te leven in hotels, raakte het geld onherroepelijk op. Toen was de prins een dakloze illegaal. Na het verlopen van zijn studentenvisum vroeg hij geen verblijfsvergunning aan in Nederland. Over een paspoort beschikt hij niet.
Nu zit Bin Talal dus elke dag op dat bankje voor Leiden Centraal. Familieleden bevestigen het verhaal over zijn afkomst. Dat hij op straat leeft, wisten ze echter niet. Ze bieden hem direct hulp aan. Maar die hulp wil hij niet aannemen. "Het is een egokwestie. Ik wil niet dat mensen mij helpen. Het voelt alsof ik dan hun gevangene word. Dat ik iets terug moet doen." Hij wijst op zijn boodschappentas die vol zit met koekjes, pakjes drinken en chocolade. "Natuurlijk krijg ik nu ook vaak dingen van mensen. Dat komt uit hun hart. Ik hoef daar niets voor terug te doen."