De oermens is uitgestorven omdat hij te goede ogen had. Doordat er veel hersencapaciteit nodig was voor het gezichtsvermogen, bleef er volgens Britse onderzoekers minder ruimte over voor complexe hersenactiviteit als sociale contacten. Ze onderzochten schedels van de moderne mens en van neanderthalers. De oermens bleek grotere oogkassen te hebben, en dus zou er ook meer ruimte voor hersens moeten zijn. Maar dat was niet zo. Daardoor was er minder ruimte voor de kwab waarmee sociale banden worden geregeld. De oermens kon dus lastiger terugvallen op de kracht van de groep.