5: Ziet naar de vogelen Naar het evangelie van Matheus 6:26-27 5.1: Nestvlieder Dit keer begint het al als ik de bus nog niet eens overgenomen heb. Collega heeft me opgehaald en we rijden met de bus naar zijn adres in de stad. Daar neem ik het over. Maar voor we de rivier over zijn gaat de telefoon. Vogeltje, gewond, gegrepen door de kat. Jammer voor de kat, maar er zijn mensen die medelijden met zo’n vogeltje hebben. We overleggen even met de centrale. Centrale is bang dat het een melding zal zijn waar je eigenlijk niets mee kan. Het is een jong vogeltje, en in deze tijd van het jaar zou ‘ie wel eens érg jong kunnen zijn. Maar we hebben een melding van een gewonde vogel dus we gaan er heen. Collega-chauffeur voert eerst het adres verkeerd in en staan we bij een man op de stoep die nergens van weet. Blijkt één nummertje mis te zijn, we moeten aan de overkant zijn. Daar komt een vrouw aan de deur met een klein doosje met daarin een vogeltje, net uit het ei. Hoe die uit het nest gekomen is en vervolgens door de kat binnengebracht, geen idee. Maar met zoiets, dar kunnen we niets mee. Als ‘ie het al overleeft tot we bij de opvang zijn dan is het nog kantje boord. Mevrouw de melder snapt het wel maar ze vond het zó zielig dat de kat er mee kwam aandragen. Ook wel voorstelbaar, natuurlijk, maar we moeten ook praktisch zijn, al is dat niet even makkelijk. Mevrouw heeft nog een zak handdoeken als donatie. Die worden in dank aangenomen. Met vogeltje en zak handdoeken keren we terug naar de bus. Daar bellen we met de opvang. Die adviseert euthanasie. “Kom maar langs, dan doe ik het wel”. Ondertussen is, in die paar minuten, het diertje merkbaar zwakker geworden. Niets meer aan te doen. Voordat de opvang ook maar iets kan doen is het gebeurt met het beestje. In de tussentijd is de volgende melding binnengekomen. Collega en ik kijken elkaar aan. De melding is aan de overkant van de rivier, collega woont aan deze kant. Collega gaat naar huis en ik doe de nieuwe melding alleen. |