Walvissen maken de langste migratietocht van alle zoogdieren. Daarbij transporteren ze tonnen aan voedingsstoffen, via hun urine.

De meeste walvissen zijn gigantisch, het is dus logisch dat ze een grote invloed hebben op hun omgeving. Zo was bijvoorbeeld al bekend dat walvissenpoep belangrijk is voor de verdeling van voedingsstoffen in de oceaan. Nieuw onderzoek in Nature Communications laat nu zien dat ook hun urine daarin een grote rol speelt.

In 2010 onthulden onderzoekers dat walvissen veel voedsel verzamelen op grote dieptes, maar dat ze vlak bij het oppervlakte poepen. Zo transporteren ze voedingsstoffen, in de vorm van stikstof, van diep naar ondiep water. Daar vormen ze een belangrijke voedingsbron voor onder andere plankton, wat weer een voedingsbron is voor veel andere organismen. Nu blijkt dat walvisurine ook veel voedingsstoffen transporteert, over zeer grote afstanden.

In de zomermaanden zwemmen veel walvissoorten in het noordpool- of zuidpoolgebied. Daar is veel voedsel te vinden en de dieren leggen een flinke vetvoorraad aan. Bultruggen in de noordelijke Grote Oceaan kunnen ruim 10 kilogram per dag aankomen in de zomer. En dat is broodnodig, want zodra het weer kouder wordt, beginnen ze aan een lange migratietocht naar hun broedgebied in de tropen. De grijze walvis zwemt bijvoorbeeld van Rusland naar Baja California (Mexico), een reis van zo’n 11.000 kilometer. En dat doen ze zonder tussendoor te eten.

Tijdens hun tocht, maar vooral ook in hun broedgebied, plassen de walvissen heel wat af. Veel voedingsstoffen die ze in het koude poolwater hebben opgedaan, laten ze op deze manier vrij in de tropen. En dat is van groot belang voor die regio.

“Deze kustgebieden in de tropen hebben vaak helder water, een teken dat er weinig stikstof aanwezig is, en hebben ook vaak ecosystemen met koraalriffen”, zegt Joe Roman, een van de onderzoekers, in een persbericht. “Het transport van stikstof en andere voedingsstoffen kan belangrijk zijn voor de groei van fytoplankton (microscopische algen) die voedsel leveren voor haaien, andere vissen en veel ongewervelde dieren.”

Hoewel vooral de walvispis voor extra voedingsstoffen zorgt, dragen huidschilfers, dode walvissen en placenta’s daar ook aan bij. De onderzoekers hebben berekend dat grote baleinwalvissen – waaronder noordkapers, grijze walvissen en bultruggen – ieder jaar ongeveer vierduizend ton stikstof verplaatsen naar kustgebieden in de tropen die anders voedingsarm zouden zijn.

In die berekening is de blauwe vinvis, het grootste dier op aarde, niet meegenomen. Volgens de onderzoekers is er namelijk nog veel onbekend over deze dieren, zoals hun exacte broedgebied. Hun effect op het transport van nutriënten in de oceaan is daardoor moeilijk te bepalen.

“Wij noemen het de ‘grote walvistransportband’”, zegt Roman. Maar je kunt het volgens hem ook als een trechter zien. Walvissen voeden zich in grote gebieden, maar hun broedgebied is relatief klein. Dat betekent dat voedingsstoffen uit een groot stuk oceaan worden geconcentreerd in veel kleinere kustgebieden met koraalriffen. Roman vergelijkt het met het verzamelen van bladeren om compost te maken voor je tuin.

“Veel mensen zien planten als de longen van de planeet, die koolstofdioxide opnemen en zuurstof uitstoten”, zegt Roman. “Dieren spelen op hun beurt een belangrijke rol in het verplaatsen van voedingsstoffen. Zeevogels transporteren stikstof en fosfor van de oceaan naar het land in hun poep, waardoor de dichtheid van planten op eilanden toeneemt. Dieren vormen de bloedsomloop van de planeet – en walvissen zijn daarvan het extreme voorbeeld.”

Volgens de onderzoekers was de walvistransportband ooit een stuk groter. In de negentiende eeuw begon de commerciële walvisjacht, waar veel populaties nog steeds niet van zijn hersteld. Mogelijk transporteerden de walvissen voor die tijd drie keer meer voedingsstoffen dan nu.