Dierenambulance 2 | |
10-10-24 11:21:01 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
16.11: Kippen in een netje #3 Ons volgende adres is wel heel zeer bekend. Het is van één van de collega’s. Meer specifiek de collega waarmee ik in melding 16.1: tweeëntwintig kippen in een netje” aan het kipvangen ben geweest. Vroeg in de avond was hij samen met zijn dochter een stukje gaan fietsen en had onderweg nog één van de kipjes weten te verschalken. De laatste, nummer vijfentwintig, was toch ontsnapt en wegens zijn schutkleur tussen het riet niet meer te vinden. De gevangen kip hadden ze met de hand kunnen pakken en vervolgens in de fietstas gedaan. Deze laatste konden wij ophalen en naar de inmiddels bekende opvang brengen. Collega had het dier zolang in de schuur in een kartonnen doos gezet. Beest eruit en in een transportbox gezet. Klaar. Vervolgens naar mijn huis gereden en daar de uiteindelijke overdracht gedaan. Het was inmiddels na tienen ‘s avonds. De collega die het van me overnam is met duif en kip naar de opvang gereden. De boel daar afgeleverd en vervolgens naar zijn standplaats. Hij was er rond elf uur klaar mee. | |
11-10-24 11:45:52 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
17: Trees heeft geen Canadees Naar: “Trees heeft een Canadees”. Liedje van kort na de oorlog van Albert de Booy 17.1: Canadezenjacht Tussen ontbijt en koffie gaat de telefoon. In de stad aan een grote doorgaande weg is een gans aangereden. Dat gebeurt vrij regelmatig. Langs de weg loopt een brede sloot waar vaak ganzen verblijven. Positie-indicatie was: tussen het gemeentehuis en een genoemde zijweg, aan de kant van het fietspad. Ik ben inmiddels voldoende bekend met de geografie van de stad om precies te weten waar ik moet zijn. Ik ga dan ook vol goede moed onderweg. Hoe de situatie van de gans is weet ik niet. Levend, dood, kan ‘ie nog lopen? Geen idee. Tijdens de rit gaat de telefoon. Een update van de ganzensituatie. Het dier heeft zich verplaatst naar de rotonde met de genoemde zijweg. Het beest leeft dus nog en is in staat zich te verplaatsen. Als ik kom aanrijden staan een vrouw en een jonge jongen bij de bewuste rotonde te zwaaien. Ik rijd de rotonde rond en zet de bus van de straat op het voetpad. Dat is het kortste bij. Ik stap uit. Mevrouw doet het woord. Ze wijst me waar de gans zit. De gans, een Canadees, zit dertig meter verderop in het gras. Ik haal een groot net met steel uit de bus en loop kalm, je wilt het dier niet met plotselinge bewegingen verschrikken, in de richting. Op ruime afstand, een metertje of vijftien, komt het dier moeizaam in de benen en gaat op de vleugels. Ze strijkt neer in de brede sloot nabij een koppeltje andere ganzen, gemengd Canadese en witte. Dat wordt lastig. Als het dier kan vliegen en zwemmen dan is het niet erg invalide en de kans dat ik hem te pakken krijg is nagenoeg nihil. Ik ben eens op zwanenjacht geweest en dat beest heeft me toen zowat alle hoeken van het weiland laten zien en op het laatst moest de brandweer erbij komen om hem te vangen. En die kon niet vliegen. Maar om me van mijn beste kant te laten zien loop ik met m’n net langs de sloot in de richting van de ganzen. Mijn doelwit houdt zich een beetje afzijdig en is daarom nog steeds te herkennen. En wat te verwachten is gebeurt. De ganzen zwemmen tijdens mijn nadering naar de overkant van de sloot. Ver buiten mijn bereik. Om dat beest te vangen moet je echt grofstoffelijke maatregelen treffen, en die heb ik niet tot mijn beschikking. Ik loop terug naar de melders en de bus. “Ik krijg hem niet te pakken”. Dat hadden mevrouw en jongen ook al gezien. Mevrouw vraagt nog of het dier een kans maakt. Ik heb het dier niet kunnen onderzoeken en bovendien ben ik geen dierenarts. Toch geloof ik dat het dier een gerede kans maakt. Hij kan vliegen en goed zwemmen. Het komt wel vaker voor dat wilde dieren met een poot minder terecht komen. In hoeverre die poot beschadigd is weet ik uiteraard niet. Mevrouw en jongen lopen verder en ik berg het net weer op. Terug naar huis. | |
11-10-24 12:08:51 | allone Oudgediende WMRindex: 52.150 OTindex: 93.727 |
De Canadees heeft zo wel zijn vrijheid behouden | |
12-10-24 15:06:33 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
17.2: Onderduikzeebooteend Even na de middag de volgende melding. Een gewonde eend aan een met name genoemde weg ter hoogte van de nieuwbouwwijk. Als je de situatie niet kent is dat een lastige. Als je de situatie wél kent ook, maar dan in iets mindere mate. Probleem is dat de weg aardig lang is en wat is de definitie van een nieuwbouwwijk? Voor mij met m’n vijfenzestig jaar is dat iets anders dan voor iemand van begin twintig. Maar de melders zouden wachten waardoor het voor mij een kwestie is die weg zo lang afrijden tot ik die melders gevonden heb. Dat is te doen. In alle vertrouwen ga ik dan ook onderweg. Ik kom aan op de weg in kwestie. Links een industrieterrein en rechts gaat het naar de kern van het stadje. Ik ga rechts. Aan de linkerkant aan een ventweg staan wat relatief nieuwe huizen. Aan de buitenzijde van een bocht naar rechts staan twee jonge meiden. Ze steken de hand op. Aan hun voeten zie ik in een flits een eend liggen. Gevonden. Bus in de berm, flitsertjes en alarmlichten aan, ik sta wat ongelukkig. Voorzichtig met uitstappen. Ik loop op de jongedames toe. Hoog in de puberleeftijd, een jaar of zestien, zeventien schat ik. De eend leeft nog en kruipt, als ik op hem toe stap, in de richting van een boom. Met de hand pakken wordt lastig. Ik zeg tegen de jongedames dat ik een net ga halen. Net uit de auto gehaald en ondertussen steekt de eend het fietspad over en gaat richting sloot. Als ik terugkom met mijn net zit het beest tussen fietspad en sloot. Net buiten bereik van mijn steelloze net. Verdorie, moet ik toch de steel hebben. Ik vraag de jongedames tussen de sloot en de eend te gaan staan om te voorkomen dat het beest in de sloot raakt. Dat gaat mis, want wanneer ik terugkom met de steel is de eend toch in de sloot geraakt. Ik probeer hem vanaf de steile oever in het net te krijgen. De eend duikt onder en ontglipt me. Het beest blijft onderduiken alsof zij, het is een wijfje, voor fuut gestudeerd heeft. Ondergedoken en zo af en toe bovenkomend zwemt ze op een vrij ongelukkige manier een dwarssloot in. Ik met m’n net er achteraan, klim over een hek en wordt beloond met een scheur in m’n broek. Het beest zwemt steeds verder de dwarssloot in, voor het grootste gedeelte onder water. Ze is te volgen aan het bellenspoor dat ze trekt. De laatste keer dat ze bovenkomt kantelt ze en komt ondersteboven te liggen. Natuurlijk aan de overkant waar ik er net niet bij kan. Ik roep naar de jongedames of ze naar de overkant van de dwarssloot willen lopen om daar hetzij het dier naar mij toe te jagen of anders het dier uit het water te scheppen. Beide jongedames gaan op een draf onderweg en als ze bij de eend zijn aangekomen heeft de eend inmiddels weer de kop boven water, maar drijft nog steeds ondersteboven. Idioot gezicht. Ik gooi mijn net naar de overkant en de moedigste van de beide jongedames vist het dier zonder enige moeite uit het water. Ik zeg tegen ze te wachten, loop terug naar de bus en rijd via de ventweg naar de plaats van handeling. Ik neem het net over en til het dier er uit. Vleugels zien er goed uit, maar ze heeft een gapende wond aan de bovenzijde van de linkervleugel. Zo te zien niet ernstig, het zit net aan de wortel van de veren. Ik toon het aan de meiden en vertel dat ik haar naar de opvang zal brengen. Ze bekijken het dier en knikken. Ik bedank ze voor de assistentie en zij bedanken mij dat ik op ben komen draven. Dan vertrekken ze en ik doe de eend in een transportbox, ruim de verdere spullen op en bel de opvang. “Gebroken vleugel”? “Volgens mij niet, alleen een wond op de vleugel”. “Doe maar in de groene kist”. Nadat ik het beest in de groene kist heb afgeleverd ga ik weer op huis aan. | |
13-10-24 13:16:46 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
17.3: Als de kat van huis is Bij een verzorgingstehuis in de stad was een kat komen aanlopen. Komt elke keer weer terug en niemand heeft er een idee van waar ‘ie thuishoort. Mijn opdracht was: chip uitlezen en als die er niet is een belbandje omdoen. Simpel genoeg als de kat meewerkt. Maar hij was gevangen, dus dat is geen probleem. Ik naar de stad. Op het ruime parkeerterrein van het tehuis zet ik de bus neer en bel op. Omdat het een gesloten tehuis is moet iemand de deur voor me opendoen.. “Er komt iemand aan”. Ik pak belbandje en chiplezer en loop richting hoofdingang. Dan wordt ik vanaf een zijingang toegeroepen. Daar moet ik wezen. Ik wordt begeleid door het rammelen van de diverse sleutelbossen binnengelaten en naar het dier geleid. Dat bivakkeert op een binnenplaats met uitloop naar buiten. Het dier zelf is een enorme Maine Coon, een rode kater. Een beest waar je U tegen zegt. Ze hadden geprobeerd het dier te lokken met wat kipfilet, met gedeeltelijk succes. Ik slik even. Het dier is totaal niet agressief of zo, en normaal nieuwsgierig. Maar een tijger van die afmetingen, een gewone kat kun je wel baas, maar zo eentje? Als die scheef wil is er geen houden meer aan. Ik pak wat stukjes kipfilet en ga op de knieën zitten. Geduldig het beest lokken. Geholpen door de kipfilet komt het dier naderbij en strijkt rond mijn benen. Gelijk de chiplezer eroverheen en “blieb”, nummer gevonden. Mooi zo. Ik voer het nummer in in “Chipnummer.nl” en vind onmiddellijk een perfecte registratie: naam, telefoonnummer, adres, e-mail. Alles is er. Alleen staat bij “Status”: vermist. Goed. Dan maar even opbellen naar de eigenaar. “Dit nummer is niet in gebruik”. Dat schiet op. Ik bel naar de centrale of die nog slimme ideeën heeft. “Probeer het adres te lokaliseren” is het antwoord. Adres ingevoerd in ‘Maps, en wat blijkt: het is in het straatje achter de instelling. Nog geen honderd meter van hier. Eigenaardig: Adres vlakbij de vindplaats, maar toch: “vermist”. Ondertussen is de kat tussen de spijlen van het hek door geglipt en zit me nu aan de andere kant van het hek aan te kijken: “Is er nog meer van die kipfilet”? Met de resterende stukjes probeer ik hem terug te lokken, maar daar heeft ‘ie geen zin in. De kipfilet wordt gewaardeerd maar hij komt niet weer het hek door. Ik ga terug naar binnen en overleg met de melder. “Kan ik buiten dat hek naar de openbare weg komen”? Dat kan. Melder opent het hek en ik loop de kat achterna in de richting van het veronderstelde adres. Bij het adres aangekomen komt er net een vrouw naar buiten. Mevrouw blijkt de eigenaar. “Nee, het beest is helemaal niet zoek. Hij loopt hier regelmatig te struinen en komt dan gewoon weer terug naar huis”. Mevrouw vertelt dat het dier vroeger, op een ander adres, wel vermist is geweest, maar dat zij naar beste weten gecanceld had. Ik laat haar de registratie zien. Het telefoonnummer is verouderd, maar voor de rest klopt alles. Ondertussen is de kat meegelopen en zit doodrustig op de stoep naast ons. Conclusie is dus dat het een vals alarm is van de mensen uit de zorginstelling. Ik bel naar de melder om te vertellen dat alles in orde is en dat het beest in de buurt thuishoort. Melder zou dit in de interne app zetten met de instructie het dier niet te voeren of binnen te laten. Ik neem afscheid van de eigenaar en loop terug naar de bus. Daar stuur ik bericht naar de centrale dat de situatie is opgelost. Terug naar huis. | |
14-10-24 16:36:21 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
17.4: Een beetje zwanger. Kort na de middag weer een telefoontje. Mensen hadden een zwangere kat gevonden nabij een grote provinciale weg en mee naar huis genomen. Ze kunnen geen kat met kittens gebruiken dus het asiel gebeld. Ik mag het dier ophalen. Het adres is in één van de moderne nieuwbouwwijken. Het ontwerp is weer totaal anders dan gebruikelijk maar als je eenmaal weet hoe het in elkaar steekt is het best wel logisch. Ruim opgezet met veel groen en water. Één van de collega’s woont in dezelfde wijk, vandaar dat ik weet hoe het werkt. Als ik aankom zet ik de bus neer op een vrij plekje en loop naar de voordeur. Door het ontwerp van de wijk is het de vraag aan welke kant de voordeur zit, maar, zoals gezegd, als je het eenmaal weet is dat geen probleem. Ik bel aan en word binnengelaten. “Zij zit in de achtertuin”. Wel lopen door het huis naar de achtertuin en daar zit op een tuinbank een rode kat. Ik zeg: “Het lijkt wel een kater! Rode poezen zijn zeldzaam. Weet je zeker dat ‘ie zwanger is”? De, inmiddels verzamelde, familie knikt. Ja hoor het is een poes. Ik til het beest op en ja hoog. Hoogzwanger, de tepels zijn al gezwollen. Bijzonder. Rode poezen bestaan, maar, zoals gezegd, zijn ze heel zeldzaam. Kwestie van recessieve genen heb ik me laten vertellen. Goed. De afspraken zijn al gemaakt. Ik doe het dier in een transportbox, neem afscheid en ga terug naar de bus. Seintje naar de centrale en onderweg. Op het asiel aangekomen is het even zoeken. Het is zondag en de receptie is gesloten. Bovendien is degene die er over gaat bezig in een vergadering. Ik klop op de deur en de verantwoordelijke komt naar buiten. “Oh, je bent er al”. Beest wordt aangenomen en in de isolatieafdeling gezet. Dat is standaard. Nieuwe aankomsten gaan eerst in isolatie. Dan komt de verantwoordelijke naar buiten. “Zijn er ook kittens”? Nee, er waren geen kittens. Het dier had kortgeleden geworpen en zat nog zo ruim in het vel dat ze nog zwanger leek. Ik heb geen idee wanneer de melders het dier hebben gevonden, maar waarschijnlijk al wat langer geleden, in iedere geval meerdere uren. Ze hadden de vondst met foto’s op Facebook gezet en een reactie afgewacht alvorens het asiel te bellen. “Dan zijn die kittens nu dood. Dan gaan we kijken of moederpoes stiefmoeder kan worden voor een stelletje heel jonge kittens”. Leven en dood komen op die manier wel heel dicht bij elkaar. | |
19-10-24 12:45:29 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
17.5: Bij ons op de boerderij Later in de middag weer wat. Er moet een TNR-kat worden uitgezet. Ik trek de jas aan en ga richting asiel om het dier op te halen. Daar aangekomen is het weer even zoeken. Op zondag is er alleen een krappe bezetting voor dingen die geen uitstel verdragen. Als ik het juiste vertrek gevonden heb steek ik de kop om de deur. Één van de aanwezigen zegt “Moet er een kat uitgezet worden? We hebben nog maar net aangegeven dat er eentje aan de beurt is”. Ik krijg mijn instructie van de centrale en die krijgt het weer van het asiel. Het zal toch echt de bedoeling zijn. De andere aanwezige zegt: “Ja hoor, Boris is aan de beurt”. De eerste loopt met me mee naar de ruimte waar de TNR katten zitten. Die hebben een aparte ruimte om te zorgen dat ze niet mengen met de ander populatie en niet gesocialiseerd worden. Meestal gaat het om verwilderde katten en die moeten verwilderd blijven. Socialiseren gaat niet. Andere katten zijn de zogeheten boerderijkatten, die half verwilderd zijn. Socialisatie van deze dieren is afhankelijk hoe de mensen op de boerderij er mee omgaan. In de regel worden ze wel verzorgd maar is het contact met mensen beperkt. In het geval van Boris gaat het om een boerderijkat. Het dier wordt uit de kooi gehaald en in een dwangkooi gezet. Dwangkooien worden wel vaker gebruikt om dieren uit te zetten. De dwangkooien hebben een speciale hoes om de dieren zoveel mogelijk in het duister te houden. Dat voorkomt stress. Ik krijg het adres mee waar het dier uitgezet moet worden. Het is een boerderij in het buitengebied, aan de andere kant van de grote provinciale weg. Ik krijg de kooi met de kat mee en ga onderweg. Aangekomen zet ik de bus neer op het erf. Eerst maar eens vertellen dat ik de kat kom uitzetten. Wel zo fatsoenlijk. Tenslotte is het “hun” dier. Ik bel aan. Niets. Ik loop achterom, alles is in diepe rust. Geen hond, ook letterlijk, te bekennen. Dan maar zo. Als het goed is weten de mensen dat de dieren na hun behandeling weer terugkomen in het originele gebied. Alleen het wanneer is afhankelijk wanneer het dier geholpen is en hoe lang het geduurd heeft voor ‘ie er weer bovenop is. Ik pak de kooi uit de bus, loop naar wat struikjes aan de kant van de oprit en zet de kooi neer. Doek eraf. Kat kijkt me met knipperende oogjes aan. Dan doe ik de schuif open. De kat wacht even en springt dan de kooi uit en schiet tussen de struiken. Klaar. | |
20-10-24 15:27:40 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
18: Gestrekte ekster 18.1: Gevallen duif Ik ben net bezig met mijn eerste bak koffie van de dag als de telefoon gaat. Centrale met maar liefst drie meldingen tegelijk. Ze had ze opgespaard omdat het nogal zweverige meldingen waren. Geen meldingen waarvoor je tussen de veertig en vijftig kilometer voor gaat rijden. Samen werden ze voldoende zwaar om toch maar eens een kijkje te gaan nemen. De eerste was een duif die uit een boom was gevallen. Voor een duif klinkt dat niet gezond. Duiven horen niet uit bomen te vallen. Wat voor eikeltjes en beukennootjes in deze tijd normaal is, is voor duiven minder gebruikelijk. Probleem is natuurlijk dat die duif in het halve uur aanrijtijd dat ik heb zelf weer opgekalefaterd en vertrokken kan zijn of dat een menselijke of andere geïnteresseerde de duif heeft meegenomen. Ik heb een duidelijk adres, al is het maar de vraag hoe duidelijk dat adres in de praktijk blijkt te zijn. Ik ga in ieder geval onderweg en als ik er ben zie ik wel hoe de vlag erbij hangt. Al ik aan kom rijden is precies op het gewenste adres een plekje vrij. Krap aan maar voldoende. En als ik aan het insteken ben zie ik onder een boom de duif al liggen. Dood. Dat is in ieder geval duidelijk. Eigenlijk zijn we er niet voor dode wilde dieren, maar het beest laten liggen, een dode duif midden op de stoep, dat doe je ook niet. Ik stap uit, bakje voor overleden dieren pakken, duif erin en klaar. Duif ziet er niet florissant uit. Die is vast door een ekster of een kraai te pakken genomen. Maakt verder niet uit. Het dier is dood, het is een wilde zonder ring dus krijgt het beest een passende uitvaart: Teruggeven aan de natuur. Ik kan verder naar de volgende melding. | |
22-10-24 12:33:46 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
18.2: Een vleermuis op de galerij De volgende melding gaat over een vleermuis die al drie, of twee, de verhalen variëren, weken op hetzelfde plekje bivakkeert. Omdat een vleermuis per dag een derde tot een kwart van zijn lichaamsgewicht eet (bron: vleermuis.net) lijkt het mij stug dat het diertje wekenlang op dezelfde plek blijft. Na een week is er geen vleermuis meer over. Maar we gaan kijken. Het wil nog wel eens dat je van meldingen een bepaalde indruk krijgt en dat het als je ter plekke bent toch anders en veel logischer is. Het adres is een appartement in een flatgebouw. Het dier zou in de galerij hangen. Ik kom aanrijden en zet de bus neer op een vrije plek. Die zijn er genoeg hier. Als ik naar de bewuste flat loop komt de situatie me bekend voor. Hier ben ik vaker geweest. Ik ga vier dekken omhoog met de trap. Liften zijn voor invaliden en oude mensen. En inderdaad. Het is precies hetzelfde adres waar ik maanden terug al eens een merel uit het trappenhuis heb gejaagd (melding 1.6: getrapte merel). Ik bel aan en mevrouw doet open “Hé, jij weer”. Zo bekend als de bonte hond, zou je kunnen zeggen. Mevrouw wijst me waar het beest hangt: in het trappenhuis aan de muur op een metertje of twee hoog. Mevrouw vertelt dat het dier regelmatig verplaatst binnen het trappenhuis. De ene keer zit ‘ie hier, de andere keer daar. Mooi zo. Dat is duidelijk. Het beest heeft gewoon hier z’n plekje gevonden en gaat elke avond op jacht. Niets aan de hand. Mevrouw is bezorgt vanwege de ruiten. Ik leg uit dat het beest met echo’s navigeert en dat een ruit voor hem net zo’n obstakel is als een muur. Een open deur heeft ‘ie in een tel gevonden. Waar een vogel zichzelf kapot vliegt tegen een vensterglas heeft een vleermuis geen enkel probleem. Mevrouw had dat niet beseft. Mijn advies is het diertje gewoon te laten hangen. Rovers kunnen er niet makkelijk bijkomen en als hij er al een paar weken zit heeft ‘ie het denkelijk best naar de zin. Anders was ‘ie wel vertrokken ondertussen. Mevrouw is opgelucht dat er niets aan de hand is en ik kan verder naar de volgende patiënt. | |
23-10-24 16:25:52 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
18.3: Aangedikte egel Die volgende patiënt is een egel die in een achtertuin gespot was. Het adres is in een oude arbeiderswijk uit de tijd dat geen enkele arbeider nog een auto had, hetgeen duidelijk te merken is aan het aantal beschikbare parkeergelegenheden. Maar twintig meter verderop om de hoek is er voldoende plek. Dat valt alweer mee. Ik zet de bus neer en loop de rest, transportbak voor de egel in de hand. Een jonge man doet open. “Loop maar mee, hij zit achter”. In de achtertuin geen egel te zien. De man verklaart dat hij het dier in een kartonnen doos had gedaan maar dat het beest eruit geklommen was. Vervolgens had het dier zich verstopt achter een aantal planken die rechtop tegen een schuurtje stonden. Samen halen we een paar planken weg en ik steek mijn hand in de holte. Daar zit inderdaad een egel. Ik haal het dier er uit en bekijk het. Mooie ronde dikke egel. Geen duidelijk parasieten of vliegeneitjes te zien. Zo gezond als een egel maar zijn kan, tenminste voor zover ik dat met mijn beperkte vaardigheden beoordelen kan. Het dier is gewoon op zoek geweest naar een plekje om zich te verstoppen. Mijnheer vertelt dat een paar kraaien en een kat interesse hadden getoond en dat hij daarom bezorgd was of het wel in orde was met het beest. Normaal komen egels met de schemer tevoorschijn maar dat is geen wet van Meden en Perzen. Voor zover ik kan beoordelen is het gewoon een mooie gezonde egel. Mijnheer heeft geen bezwaar dat hij in de tuin blijft. Holletjes genoeg en met een beetje goede wil kan hij ook de tuin uit. Tenslotte is hij er ook ingekomen. We praten nog even over de levensgewoonten van een egel, over winterslaap en voedsel. Kattenvoer werkt prima. Normaal hoeft een egel niet bijgevoerd te worden, maar het kan geen kwaad. Met dat advies neem ik afscheid van mijnheer en ik ga terug naar de bus. Net als ik bezig ben de formuliertjes in te vullen gaat de telefoon. Melding nummer vier. | |
24-10-24 15:05:48 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
18.4: Vleugellamme ekster Melding nummer vier van deze dag is, in de bewoordingen van centrale, een “gestrekte ekster”. Wat ik daaruit moet opmaken weet ik niet maar ik vermoed dat het om een plat op de grond liggend exemplaar is. Benieuwd ga ik onderweg. Vanaf de laatste melding is het niet ver, hooguit duizend meter, maar het verschil is levensgroot. Hier is het een ruim opgezette nieuwbouwwijk met ruime parkeergelegenheid. De huizen hebben oprit met garage en langs de kant van de straat is een parkeerstrook voorzien. Ideaal. Als ik de bus neerzet heeft de melder me al in de smiezen. Een ouder echtpaar. Voordat ik kan aanbellen is de voordeur al open. “Loop maar mee”. Ik loop met de mensen mee door het huis naar het plaatsje achter. Daar weer achter is nog meer parkeerruimte met wat garageboxen. Voor één van die boxen ligt op de kop een boodschappenkrat. Onder de krat zit de ekster. De staart stekt er nog onderuit. Ik til de krat half op, reik eronder en pak de vogel beet. Inderdaad een ekster, mevrouw was er niet zeker van. Bloed en losse veren aan zijn vleugel, poep aan zijn cloaca en kluiten aan de poten. Niet gezond. Vermoedelijk parasieten waardoor het beestje aan de diarree is en bovendien te grazen genomen door deez of gene. Ik deel mijn bevindingen met de omstanders. Inmiddels is een nieuwsgierige buurvrouw van dezelfde leeftijdscategorie ook komen opdagen. Voor mij is de situatie duidelijk: naar de opvang met het beest. Omstanders, echtpaar en buurvrouw, vinden dat prima: “mooi dat het kan op die manier”. Daarmee neem ik afscheid en loop via de inrit terug naar de bus. Daar bel ik de opvang. Die neemt vrijwel direct op. “Een gewonde ekster? Die heeft vast mot gehad met een vriendje. Eksters zijn nogal territoriaal”. Ik kan het beest brengen en ik hok “1” plaatsen. Dat is nog niet schoongemaakt, maar voor even kan dat wel. Op de opvang zet ik de ekster in het bewuste hok. Water en voer staan er nog in. Beest is verzorgd. Ik kan weer op huis aan. | |
25-10-24 10:20:55 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
18.5: Duif versus roofvogel Een goed half uur nadat ik thuis ben gekomen gaat de telefoon opnieuw. Nabij de ijsbaan in de stad is een gewonde duif aangetroffen. Of ik wist waar dat was? Jazeker. Vlakbij de reguliere opvang is een ijsbaan. Die werd niet bedoeld, er schijnt in de stad nog een tweede ijsbaan te zijn. Na een beetje heen en weer gepraat krijg ik het adres. Ik spring in de bus en rijd erheen. Inderdaad een ijsbaan. Ik ben er al ettelijke malen langsgereden zonder te beseffen dat het een ijsbaan is. Maar wat wil je, zo vaak ligt er geen ijs meer tegenwoordig. De melder zou wachten. Maar als ik kom aanrijden geen melder te zien. Zou die aan d’r stutten getrokken zijn? Dat gebeurt wel vaker maar uit de loop van het gesprek met de centrale had ik begrepen dat de melder een vrij serieuze dame was. Dan maar een rondje ijsbaan rijden. Rondom loopt een weg, al is aan één zijde meer sprake van een fietspad dan een weg. Blijven er nog drie kanten over die ik kan controleren. Ik keer de bus, de weg naar de ijsbaan is doodlopend, en rijd terug rond de ijsbaan. Als ik bij het fietspad ben aangekomen zet ik de bus in de berm. Een paar meter verderop staat een vrouw met een fiets. Dat is de melder. Terwijl ik de telefoon pak komt zij op me toe. Ik stap uit en loop met mevrouw mee naar haar fiets. Daar zit onder een doos de duif. Ik pak het dier eronder weg en bekijk het. Gat in de rug. Mevrouw zegt “Die is vast door een roofvogel gegrepen”. Dat is ook mijn diagnose. Ik bedank mevrouw voor dat ze is blijven wachten, doe de vogel in een transportbak en bel de opvang. “Zet maar in hok ‘A’”. | |
26-10-24 08:58:34 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
18.6: Van het raam in de plomp Inmiddels was de volgende melding ook al binnengekomen. Alweer een duif. Deze was tegen een raam gevlogen en vervolgens verdwaasd in een sloot geland. Daar was de duif door omstanders uitgevist. Plaats van handeling is niet ver, met een paar minuten ben ik ter plaatse. Ik moest net om de hoek zijn, het eerste of tweede huis van een rijtje. Ik ken het straatje en weet dat het daar lastig parkeren is. Dus zet ik de bus op een leeg plekje vlak voor de hoek. Die paar meter loop ik wel. Ik stap uit en loop in de richting van de melding. Als ik de hoek om kom zie ik het al. Een klein groepje mensen en wat kinderen. Een man heeft een schepnet nog in de handen. Als ze me zien is het gelijk: “ah, daar is ‘ie”. Een man en een vrouw doen om de beurt het woord. Ze vullen elkaar aan. Het verhaal komt overeen met wat ik al van de centrale gehoord had. Nadere bijzonderheid was dat het dier een flinke bloedende wond in zijn zij heeft. Als ik het dier overneem heb ik gelijk de handen onder het bloed. Van de man met het schepnet krijg ik een handdoek. Oorzaak van de wond is onbekend. Dat het alleen van dat raam gekomen is, is onwaarschijnlijk. Hij zal wel achterna gezeten zijn door een rover, waarbij de jacht is afgebroken door de aanvaring met de ruit. Ik doe het dier in de meegebrachte transportbox, bedank de aanwezigen en ga terug naar de bus. Daar bel ik de opvang en geef de situatie door. Opvang moet even nadenken over wat de beste optie is. “Zet hem maar in de groene kist. Dan zal ik later op de middag wel naar hem kijken”. Nadat ik het dier met een bakje water en wat voer in de groene kist heb geplaatst ga ik weer op huis aan. | |
27-10-24 09:35:52 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
18.7: Van egels, duiven en een dode buizerd Laat in de middag gaat weer de telefoon. Er is ergens in de stad een zieke egel aangetroffen. “Ga maar eens kijken” zegt de centrale. Ik spring in de bus en rijd naar de stad. In een gewone buitenwijk is het adres. Als ik aanbel doet mevrouw open. “Loop maar mee, hij zit achter”. Ik volg mevrouw door het huis en achter, naast het schuurtje staat een kartonnen doos met daarin de bewuste egel. Zo op het oog niets mis met dat beest. Tot ik het uit de doos til en het, op aanraden van mevrouw, bij mijn oor houd. Duidelijke ademhaling. Dat is wat minder. Volgens de ervaring die ik inmiddels heb opgedaan kan dit duiden op longworm, een parasitaire aandoening die de longen aantast, of longontsteking, waarbij longworm het meest waarschijnlijk is. Ik vertel dat mevrouw en zeg erbij dat ik het dier naar een opvang zal brengen. Daarmee is dat grotendeels afgehandeld. Ik ga met de egel terug naar bus en bel de opvang. Geen gehoor, maar dat gebeurt wel vaker. Dan maar zo. Ik toets nog even snel een appje in naar de opvang. Als ik bij de opvang ben is het antwoord al binnen: “Zijn er ook jonge egels”? Geen idee, ik weet niet eens of het om een mannetje of een vrouwtje gaat. Opvang vindt het, in zijn woorden, maar “Tricky”. Kan zijn, maar in mijn ogen, of eigenlijk oren, hoort het beestje toch echt niet gezond. Maar ik kan het achterlaten in een doos op de vriezer. De normale plaats voor de meer urgente gevallen. Terwijl ik zo bezig ben komt een man de oprit opgelopen. Doos in de handen. In de doos een duif. Volgens mijnheer was het dier tegen een ruit aangevlogen en was daar nog enigszins beduusd van. Dat alles in goed Nederlands maar met een zwaar Duits accent. Ik zeg dat ik niet van de opvang ben maar dat ik ervoor zal zorgen. Dan zegt mijnheer dat er een dode buizerd op de oprit ligt. Tijdens het oprijden had ik wel wat zien liggen maar niet als een dode vogel herkend. Ik maak weer een appje over de duif. Die kan in hok “B”. Duif in hok “B” gezet met een schoteltje water en wat voer. Dan naar de buizerd. Inderdaad, een dode buizerd. Dat hij daar uit zichzelf dood is neergevallen lijkt me onwaarschijnlijk. Ik vermoed dat mensen ergens de buizerd hebben aangetroffen en vervolgens bij de vogelopvang op de stoep hebben gelegd. Mogelijk volgens het motto: “als ze met levende vogels omgaan dan weten ze ook wel wat ze met dooie moeten doen”. Maar opvang is voor levende vogels. Dode wilde dieren geven we terug aan de natuur. Daar komen dode dieren in het wild goed beschouwd altijd terecht. De kringloop van het leven en dat soort dingen. Ik schrijf weer een appje naar de opvang dat er een dode buizerd op de oprit lag en dat ik het dier meeneem om terug te geven aan de natuur. Dan doe ik de administratie. In het papierwerk doe ik net of de duif door de ambulance is aangeleverd, maar wel met de notitie erbij dat hij door een voorbijganger is komen brengen. De buizerd laat ik onvermeld, die gaat met de knollen de pot in. Ik rijd terug naar huis via een aangepaste route. Bij wat struikgewas stop ik en gooi de buizerd uit het zicht tussen de struiken. Voer voor de aaseters. | |
28-10-24 09:14:49 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
19: Bevlogen reiger 19.1: De reiger gevlogen Centrale belt op. Met een hoop vraagtekens in haar stem. In de nieuwe wijk in de stad, aan de andere kan van de grote weg langs de stad, is een reiger gesignaleerd met een visdraad om de hals. Volgens de melder kon het dier nog wel vliegen. Met andere woorden: een uitdaging. Heel verleidelijk. Hoe vang je een vliegende reiger? Afhankelijk van hoe mobiel het dier nog is schoten mij een aantal opties door het hoofd. Beste daarvan is met een groot net het dier van weerskanten benaderen en hem dan het net over de kop gooien. Je moet dan met minimaal met twee man zijn, beide uitgerust met lange stokken om het net uiteen te houden en zover mogelijk van de reiger vandaan blijven. Met een vergelijkbare methode heb ik samen met een collega en de brandweer eens een aalscholver uit een sluiskolk gevist. Voorgelegd aan de centrale. Die had haar, gerechtvaardigde, twijfels, maar als je het niet probeert lukt het nooit. Samen met centrale de eventueel beschikbare bijrijders afgegaan. Centrale had daarover een voorstel, één van de nieuwelingen. Ik moest daarvoor wel via de grote stad maar dat is verder geen probleem. Eerst een paar vogelnetten in de bus gelegd. Die heb ik vanwege mijn aalbessenstruik. Dan bijrijder opgehaald. Zij stond al op de hoek van de straat te wachten toen ik aankwam en samen in de richting van de reiger. Onderweg het plan de campagne doorgesproken. Niet dat er nou zoveel te bespreken valt, veel hangt af van de situatie en de mobiliteit van de reiger. De wijk is opgezet in sectoren, elk gescheiden door sloten. De sloten hebben op regelmatige afstand een bruggetje, maar dat is alleen voor fietsers. Mogelijk niet sterk genoeg voor de bus en bovendien afgesloten met paaltjes. Wil je met de auto van de ene sector naar de andere dan moet je twee à drie kilometer omrijden. We hadden een straatnaam opgekregen. Niet in Domdommetje, zo nieuw. Maar ‘Maps was beter bijgewerkt en daarmee gaat het ook. Wij komen aangereden, bus in de berm. Warempel, twintig meter verderop zit een reiger aan de sloot. Eerst maar eens identificeren. Heeft het beest wel een draad om de nek? Ik loop langzaam en voorzichtig schuin op het dier toe. Vrijwel direct gaat ‘ie op de wieken en vliegt naar de overkant. Normaal reigergedrag. Maar helaas was ik nog te ver weg om te kunnen constateren of ‘ie een draad om had. Collega maakt een foto en zoomt in. Te weinig oplossend vermogen. Mijn echte camera, met 600mm zoomlens, heb ik niet bij me. Dan komt aan de andere kant over de stoep een man met een hond aanlopen. Collega roept hem aan en vraagt of hij op de reiger kan toelopen. Dat doet mijnheer. En weer op ruime afstand gaat het dier weer op de wieken. Maar bij het opstijgen zie ik dat hij zijn kop en hals scheef houdt. Denkelijk is het toch onze reiger. Helaas strijkt hij een eind verder neer. Wij stappen in de bus en rijden er langzaam achteraan. Dan is het dier plotseling niet meer te vinden. Waarschijnlijk zit ‘ie tussen het riet. Daar maken we helemáál geen kans om hem te pakken. We overleggen even. Toch maar naar de andere kant rijden en zien wat of we van die kant kunnen doen. We proberen eerst via de fietspaden naar de overkant te komen, maar ik vind de bruggetjes te fragiel voor een 2000kg zware bus. Bovendien zit je met die paaltjes. Dan maar omrijden. Via de rondweg naar de andere sector gereden. Daar verliezen we het spoor. Zelfs met de kaart erbij slagen we er niet om het juiste straatje te vinden. Na een paar keer een doodlopende weg gevonden te hebben zet ik de bus aan de kant. “Wat doen we”? Collega is het met me eens. Zelfs als we het beest nog weten te vinden krijgen we hem hoogstwaarschijnlijk toch niet te pakken. Ook niet met de grote netten ie ik achterin heb. Bijrijder belt met de centrale: “Het gaat niet lukken”. Centrale: “Had ik al wel gedacht, maar mooi dat je het geprobeerd hebt”. Ik breng de bijrijder terug en ga dan zelf weer naar huis. | |
29-10-24 09:03:41 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
19.2: Gesprongen egel Een kwartier voor ik onderweg ga voor de aflossing komt er nog een melding door. De dochter van de melder wilde op de trampoline in de achtertuin gaan springen. Bij de eerste sprong hoorde ze een luid gepiep vanonder de trampoline. Bij nader onderzoek bleek er een egel onder te zitten. Trampoline was vast gemonteerd en niet te verplaatsen. Het dier zat vast in de kuil eronder en kon er op eigen kracht niet uitkomen. Ik kom aanrijden en zet de bus op de inrit. Moderne wijk, ruim opgezet, alle parkeervakken staan vol maar de oprit is leeg. Als ik uitstap gaat de voordeur al open. “Kom maar mee”. Ik loop mee naar achteren en zie gelijk dat het een interessante situatie gaat worden. Het is een trampoline die gelijk ligt met het gazon. Eronder is een kuil gegraven die bekleed is met kiezels. Hoe in de lieve vrede kom je daar onder. Aanwezig zijn de trampolinespringende dochter, moeder en grootouders. Moeder is zenuwachtig, weet niet wat ze met de situatie aanmoet. Opa en oma zijn rustiger, die hebben het allemaal al wel eens een keertje gezien. Ik op de knibbels bij de trampoline. De rand is afgewerkt met een zeildoek die met haringen aan de grond is vastgezet. Met een beetje geworstel en hulp van opa komen de haringen één voor één los. Zeildoek omgeklapt. Zit met elastiek vast aan het frame van eigenlijke trampoline. Paar elastieken losgemaakt en dan kun je met wat moeite eronder kijken. Je hebt hooguit twintig centimeter ruimte. Schuin tegenover me zit weggekropen een jong egeltje. Moeilijk te zien op de kiezels. Opa en oma kijken ook en oma zegt: “Met een lange stok zou je erbij kunnen”. Lange stokken zat in de bus. Meest aangewezen instrument is het kleine net. Die heeft een telescopische steel. Ik sta op en ga het kleine schepnet halen. Telescoopsteel uitschuiven en met uitgestrekte arm het dier in het net proberen te krijgen. Lukt niet: net iets te kort. Ik zwaai een beetje en dan komt het, vrij diepe, net over het egeltje en blijft haken in de stekels. Geluk is met de dommen. Ik trek het net naar me toe en het egeltje rolt naar het diepere midden van de kuil. Het beest heeft zich inmiddels opgerold en zo kan ik het zonder moeite opscheppen. Met een beetje geworstel door de vrij smalle opening getrokken en uit het net gehaald. En daar ligt het diertje op de rug in het gras. Gedurende de operatie heeft het beestje luid piepend zijn ongenoegen kenbaar gemaakt. Er zit nog best leven in. Moeder vertelt dat er best wel egels rondzwerven door de tuin. Dat maakt het makkelijk. Gewoon uitzetten. Als ‘ie tot rust komt gaat ‘ie vanzelf gillen en dan komt mama vast op een draf aangesneld. Dat vertel ik in iets andere bewoordingen aan de aanwezigen. Die vinden dat een prima oplossing. Moeder wijst in welke hoek de egels normaal zitten en daar zet ik het beestje tussen de struiken. Opa is inmiddels al bezig om het zeil van de trampoline weer vast te zetten. Ik neem afscheid, verzamel mijn spullen en ga terug naar de bus. Daar sein ik mijn collega in wanneer ik er zal zijn. Twee minuten voor ik bij de aflosser ben gaat de telefoon. Nieuwe melding: een stel kinderen heeft een gewonde duif gevonden. Dat mag mijn collega afhandelen. Bij de collega druk ik hem de telefoon in de handen: “Je mag aan de bak, jong”. Ik pak de fiets en rij op huis aan. | |
31-10-24 13:21:53 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
20: Niet zo rondborstig Rondborstig (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord): openhartig, oprecht (van Dale) 20.1: Een egel in de kombuis ‘s Avonds laat, na negenen, gaat de telefoon. Iemand heeft een zwaar ademende egel gevonden. Dat is onprettig voor de egel in kwestie maar voor ons niets bijzonders. Gewoonlijk is dat een geval van longworm, maar longontsteking kan ook een oorzaak zijn. Punt is dat we op een dergelijk tijdstip de daarvoor geschikte opvang niet meer kunnen gebruiken. Maar de melder is een serieuze vrouw die duidelijk begaan is met het beest en bang is dat ‘ie de ochtend niet zal halen. In samenspraak met de centrale toch maar een kijkje gaan nemen. Het adres is in een arbeiderswijk van een wat jongere datum. Parkeerplaatsen staan allemaal vol dus zet ik de bus in de berm. Dat moet maar voor even. Mevrouw had me al aan zien komen en doet de deur open op hetzelfde moment als ik aanbel. De egel ligt onder een soortement plastieken doos, zo te zien de cover van een cv-boiler of zo. In ieder geval met een 10cm pijpaansluiting voor de ventilatie. Beestje is voorzien van water en voer, samen met een computercamera zodat mevrouw hem vanaf de computer in de gaten kan houden. Er is echt zorg aan besteed. Ik haal het dier er onder vandaan. “Durft u dat met de blote handen”? Dat is geen probleem zolang je niet knijpt en de handen in een holletje houd zodat zoveel mogelijk stekels op de huid liggen. Ik zie maar weinig mis met het dier, hoewel mevrouw duidelijk bezorgd is. Ik houd het dier bij een oor en ja hoor, duidelijke ademhaling. Ik houd het op een twijfelgeval, maar mevrouw is serieus en had aan de centrale gezegd dat het leek of het dier op sterven na dood was. Dan toch maar het zekere voor het onzekere nemen, al is het waarschijnlijk alleen maar ter geruststelling van mevrouw. Soms ben je er meer voor de mensen dan voor de dieren. Ik zeg dat het te laat is om het beest naar de opvang te brengen en dat ik het mee naar huis zal nemen. Morgen zal ik hem dan naar de opvang brengen. Mevrouw blijft erg bezorgd. “Weet u wel zeker dat het goed met hem gaat”? Dan moet ik toch eerlijk zijn. Ik heb er geen idee van, maar als hij de nacht doorkomt dan zullen er meer deskundige personen dan ik er zich over buigen. Ik doe het dier in mijn transportbakje en neem afscheid. Dan stap ik in de bus en sein de centrale in. Die heeft inmiddels een handleiding egelverzorging opgesnord en op de app gezet. Mooi zo, daar kan ik wat mee. Onderweg naar huis belt centrale om te vragen hoe of het ermee staat. We blijven kleppen over egels, de verzorging daarvan, melders en hoe met deze om te gaan en nog wat andere zaken tot ik weer thuis ben. Thuis pak ik een ruime kartonnen doos. Volgens de handleiding een bak met warm water als kruik, kattenvoer had ik nog liggen van twee logeetjes uit het asiel en een schoteltje water vervolgens een bakblik erbovenop verzwaard met een liter allesreiniger en een zak kattenbrokken. Dat alles in de keuken. Egels zijn notoire ontsnapping kunstenaars. Uit voorzorg de deur tussen kombuis en woonkamer dicht en klaar. Inmiddels is het na elven. Ik ga te bedde. De volgende ochtend heeft het beest toch kans gezien te ontsnappen. Hij zit nu onder de radiator van de verwarming. Zowel op de keukenvloer als in de doos heeft ‘ie zich niet onbetuigd gelaten. De stofwisseling is in orde. Ook kan ik zien dat hij gegeten en gedronken heeft. Voorlopige conclusie: ondanks die ademhaling doet ‘ie het nog best. Ik maak de vloer en de doos schoon, egel er weer in en gebruik als extra verzwaring een tjobek. Vervolgens ga mijn eigen doensels doen en houd ondertussen de egel in de gaten. Probeert ‘ie verdorie alweer te ontsnappen. Dan laat ik hem ook maar. Zolang hij niet verder dan de kombuis komt is er niks aan de hand. Na de middag is er nog steeds geen melding binnengekomen. Ik wacht op een melding zodat ik melding en aflevering van de egel kan combineren. Ik schat de situatie van de egel steeds minder urgent in. Dan stuur ik een appje naar de opvang voor advies, waarin ik mijn observaties meld. Half uurtje later is er antwoord. Hoogstwaarschijnlijk longworm. Goed beschouwd niets aan te doen. Eventuele medicatie kan erger zijn dan de kwaal, aldus de opvang. Beste actie is terugbrengen naar de vindplaats en gewoon weer uitzetten. Ik bel mevrouw de melder op om te vertellen dat ik het beest kom terugbrengen. Net als ik de transportbak in de handen heb en de deur uit wil stappen belt de centrale. “Hoe is het ermee”? Ik vertel dat ik op advies van opvang het beest weer terug ga brengen. En dan ga ik onderweg. | |
01-11-24 13:12:12 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
20.2: Gevlogen kauw Onderweg belt de centrale alweer. Nieuwe melding. Bij een supermarkt in de stad is een kauwtje met een gebroken poot gevonden. Melder heeft het dier beet en blijft wachten tot ik er ben. Goed, verandering van rotatie: eerst maar naar die kauw en dan de egel terugplaatsen. Ik prik het adres van de supermarkt in de Domdom. Onbekend. Dan maar naar het plein, zonder huisnummer. Dan vind ik het ook wel. Halverwege de rit stuurt het Domdommetje me de verkeerde kant op. In de grote stad is een plein met dezelfde naam en ik had niet goed gekeken naar de plaatsnaam. Fout gecorrigeerd. Ik kom aan op het plein voor het winkelcentrum. Vrij plekje gevonden op het parkeerterrein, het is zaterdag dus vrij druk. Net als ik wil uitstappen gaat de telefoon. Centrale. “Ben je d’r al”? “Ja, hoor, ik wil net uitstappen”. “Hoeft niet meer, de kauw is gevlogen”. Dus ga ik onderweg richting egel die bij de oorspronkelijke melder uitgezet moet worden (melding 20.1: Een egel in de kombuis). Dat is niet ver. Dit keer is er wel een parkeerplaatsje vrij. Bus neergezet en met de egel naar de deur gelopen. Mevrouw wist dat ik zou komen, ik had tevoren opgebeld. Met mevrouw overlegd wat het beste zou zijn. Mevrouw is niet geheel onbekend met gedrag en eigenaardigheden van egels en oppert het dier over de dag in een kattenbench te houden ‘s avonds tegen de schemer vrij te laten. Dat is inderdaad het beste. Doe je dat overdag dan bestaat de mogelijkheid dat het dier op sjouw gaat en wordt platgereden door een auto. Mevrouw heeft nog een kattenbench staan. Samen proppen we het beest er in en dat was dat. Ik kan weer op huis aan. | |
02-11-24 08:35:29 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
20.3: Duivenborst Wat later in de middag komt er weer een melding door. In een dijkdorpje aan mijn kant van de rivier is een problematische duif gevonden. Melder had het beest eerst aangezien voor een stuk afval, maar toen ze wat later de honden uitliet zag ze dat het een duif was die op apegapen lag. Eerst de honden naar huis gebracht en toen het beest proberen te pakken. Hij fladderde van haar af een sloot in. Met een lange tak het dier uit de sloot gevist, mee naar huis genomen en in de doos geparkeerd. Het adres is aan een doodlopend straatje in de nieuwbouw. Er is parkeergelegenheid, dat valt alweer mee. Bus neergezet en met een transportbox naar het adres gelopen. Aanbellen, en begroet worden met luid geblaf. Mevrouw doet open. Twee middelgrote honden zijn zeer enthousiast en worden door mevrouw terecht gewezen. Niet dat het helpt. De doos met de duif staat op het aanrecht. Duif er uit en bekeken. Er zit een vrij oppervlakkige wond aan de linkerzijde van de borst. Een borstwond wil nog wel eens van een draad komen, maar deze zit eigenlijk teveel aan de zijkant. Dan toch misschien een kat. Mevrouw geeft aan dat er een kat in de buurt zit die “Echt van alles mee naar huis neemt”. Er zijn inderdaad van die katten. Goede jagers, maar soms pakken ze iets wat je liever niet gepakt ziet. Maar daar heeft die kat geen boodschap aan. Ik doe de duif in de transportbox en neem afscheid van mevrouw en haar honden. Mevrouw geeft nog aan dat ze het werk van de dierenambulance zeer waardeert en dat ze best vrijwilliger zou willen worden, maar dat ze dat in verband met haar werk niet kan veroorloven. Tja, als gepensioneerde is dat een stuk makkelijker. Terug in de bus bel ik de opvang. Geen antwoord. Dan maar een appje in de hoop dat er een bericht terug is voordat ik bij de opvang ben. Dat is er. “Als het het een droge wond is dan maar in hok ‘C’ zetten”. In hok ‘C’ staat een kartonnen doos met daar in een bakje voer en water. Die is onderdak. Ik ga terug naar huis. | |
03-11-24 14:59:43 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
20.4: Drijvende eend In de loop van de middag gaat voor het eerst vandaag de telefoon. Het is rustig deze dag. In de stad is een drijvende eend aangetroffen. Nou drijven eenden wel vaker, maar in dit geval was het dier er schijnbaar niet zo best aan toe. Volgens de melder was zij mogelijk het slachtoffer geweest van een aanrijding. Het dier zou nog wel in leven zijn. Ik ga onderweg. Het adres is in een ruim opgezette nieuwbouwwijk. Redelijke parkeergelegenheid en een sloot met aan weerszijden eerst de straat en dan de huizen. Ik zet de bus neer dichtbij het bewuste adres. In de app was het niet duidelijk of de melder de bewoner was of dat het dier ter hoogte van dat adres gevonden kon worden. Ik stap uit om te kijken of ik het dier in die sloot kan vinden. Terwijl ik aan het kijken ben komt een oudere man het huis uit. Het blijkt de melder. In eerste instantie is het dier niet te zien, maar als we wat nauwkeuriger kijken ziet mijnheer het beest zitten. Onder het overhangend gras aan de andere zijde van de sloot. Zo is er niet bij te komen maar met een net aan een steel waarschijnlijk wel. Ik haal het middelgrote net uit de bus. Mijnheer maakt de opmerking dat het wel een erg groot net is. Liever een te groot net dan een te klein. Als het beest er onverwacht van tussen wil gaan heb je met een groter net meer kans. Via een voetbrugje steek ik de sloot over. Mijnheer wijst aan waar het dier verscholen zit. Net in het water en naar de oever toe bewegen. Zo krijg ik het beest zonder toestanden en gespartel te pakken. Met het dier in het net loop ik terug naar de melder. Samen bekijken we het dier. Geen verwondingen te zien, maar voor een wilde eend is ze veel te rustig. Zou best kunnen dat ze inderdaad een tik van een auto heeft gehad en daar nog wat confuus van is. Ik doe de eend in een bak en praat nog even na met mijnheer en mevrouw. Mevrouw is het huis uitgekomen toen ik met de eend in het net met mijnheer aan het overleggen was. Vertelt van de opvang. Mijnheer kende de naam van de beheerder. Dan stap ik in de bus en probeer de opvang te bereiken. Geen gehoor. Dan maar een appje. Als ik bij de opvang ben zie ik het antwoord. Ik kan haar in de groene krat zetten. Zo gezegd zo gedaan. Schoteltje water erbij, nog even de administratie doen en ik kan terug naar huis. | |
04-11-24 09:36:40 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
21: Hondenbaan Heel vervelend, vermoeiend en ondankbaar werk (Wiki woordenboek) 21.1: Overbrugging Kort voor de koffie gaat de telefoon. Spoedgeval. Er is een aangereden zwaan gemeld op de grote provinciale weg die de verbinding vormt tussen twee snelwegen. Een plek waar wel meer ongevallen gebeuren, niet alleen met dieren. Een tijdje terug ben ik op diezelfde weg in actie gekomen voor een stel eenden (melding 6.4: Schipper mag ik overvaren). Het enig wat ik goed beschouwd doorkrijg is de baan, de noordgaande, en het hectometernummer. Geen idee natuurlijk waar dat bewuste paaltje staat, maar als we de weg afrijden komen we die vanzelf tegen. Ik spring in de bus en rijd naar de grote stad, daar waar het bewuste rak aanvangt. Ondertussen vraag, en krijg ik, toestemming om met zwaailichten de vluchtstrook te gebruiken. Tegelijk krijg ik door dat Rijkswaterstaat gewaarschuwd is en dat de melder zo lang ter plekke blijft. Voor mij duurt het een half uurtje voordat ik mijn “run” kan beginnen (“run” is in dit geval de rit die ik zal maken op het bewuste traject. De term komt uit de luchtvaart en de maritieme praktijk). Dan is het een kwestie van hoe snel ik kan rijden en hoe ver het is naar het paaltje. Als ik de weg opdraai en het eerste hectometerpaaltje zie merk ik dat het goed twintig kilometer zal zijn. Bij een gemiddelde van tachtig toch nog een kwartier. Achteraf had ik beter naar een andere afslag kunnen rijden maar van achteren kijk je een koe in de kont. Na een tijdje komt de centrale over de telefoon. Rijkswaterstaat is ter plekke en haalt de zwaan van de weg. Melder kan ook niets nuttigs meer doen en gaat verder. “Rij maar door naar de plek en kijk of je die zwaan nog kunt vinden”. Na een flink stuk rijden kom ik in de buurt. Dat vermaledijde bordje staat midden op een grote brug over een breed vaarwater. Geen enkele mogelijkheid om de bus aan de kant te gooien tenzij ik een grote doorgaande weg grotendeels ga blokkeren. Wat moet dat moet, maar daar moet ik wel een goede reden voor hebben. Indachtig het laatste telefoongesprek met de melder kijk ik waar Waterstaat het beest kan hebben geplaatst. Maar ja, hoe vind je een al dan niet gewonde zwaan op een onbekende locatie? Ik bel de centrale en geef mijn bevindingen door. Gezamenlijke conclusie is dat het geen doen is. Ik pak de eerstvolgende afslag en ga terug naar huis. | |
05-11-24 18:47:11 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
21.2: Een rit voor een hond Ik kom thuis en wil de koffiemachine aanslingeren. Dan kijk ik op de klok en zie dat het hoog tijd is voor de volgende klus. Dat is een geplande rit om een balsturige hond naar een gespecialiseerde instelling te brengen waar ze het dier opnieuw zullen proberen op te voeden. Je moet dan denken aan gevallen van extreme verwaarlozing, bijtincidenten en meer van dat fraais. Zo’n instelling zouden ze voor mensen ook moeten hebben, denk ik wel eens. Dit soort honden worden bij ons ook binnen gebracht. Niet zo lang geleden had ik ook zoiets, maar in overleg met de leiding heb ik daarover niets geschreven. In ieder geval spring ik weer in de bus en rijd naar het asiel. Ik heb een lange rit voor de boeg, dus vooraf even tanken. Vijf minuten na de afgesproken tijd ben ik ter plaatse. Gelukkig is de tijdsfactor van minder belang. Van te voren had ik te horen gekregen dat ik in dit geval alleen maar chauffeur zou zijn. Inladen en uitladen zou door personeel gedaan worden, dit in verband met het karakter van de hond. Met deze getraumatiseerde dieren moet je extra voorzichtig zijn. Ik zet de bus neer bij de nachtingang. Sinds enige tijd is daar een speciale parkeerplaats gemaakt. De rest van de parkeerplaats staat vol. Ik stuiter naar binnen om te melden dat ik laadklaar ben. Één van de mensen die het laden zou doen loop ik direct tegen het lijf. Hij haalt de rest op en ik maak de bus verder klaar. Dan komen twee man met een grote glasvezel transportkennel aandragen. Hond, een middelgrote, zit er al in. Dat maakt het stukken makkelijker. Getweeën schuiven ze de kennel in de bus. Klaar. Papierwerk is er niet, alles is al geregeld, en als er nog wat is kan dat op de e-mail gezet worden. Ik kan onderweg. Enkele reis af asiel is in de orde van 170 km, zeg al met al twee uur draaien over de snelweg. Het is druk op de weg, maar geen files of andere vertragingen gelukkig. In eerste instantie rijd ik het weggetje waar ik moet wezen voorbij. Keren en opnieuw proberen, en dan lukt het. De faciliteit waar ik moet zijn is flink groot en vrij nieuw gebouwd. Ik zet de bus neer op een vrij plekje en stuiter naar binnen. Een jongedame wordt opgeroepen en komt om de hond in ontvangst te nemen. Samen gaan we naar de bus. “Mooi, hij (het is een reu) zit in een kennel”. Eerst kijken of we het dier er uit kunnen halen en naar z’n hok kunnen lopen. Dat gaat slecht. Plan B. Juffertje maakt een groot hek open en ik rijd de bus naar binnen. Samen tillen we de kennel uit de bus. Het beest gaat aardig tekeer. Het is geen schoothondje. Juffertje is bang om de kennel open te maken “Als hij ons ontglipt zijn we verder van huis”. Daar heeft ze uiteraard gelijk aan. We dragen de kennel naar de hokken. Deur is te smal. Kennel voor de deur gezet, en de deur van het hok open. Hond zit te klauwen en bijten aan het traliewerk dat de deur van de kennel vormt. Hij wil naar buiten. Gelijk heeft ‘ie. Met wat vijven en zessen het deurtje van de kennel open, de sluitinrichting is kaduuk, en de hond stormt het hok in. Deurtje dicht, klaar. Papierwerk? Is al geregeld. Mooi. Ik ga weer terug richting asiel. Even voordat ik de afslag naar de grote stad ben belt de centrale. Waar zit je? Er is een melding van een gewonde vogel bij een winkelcentrum in de stad. Eigenlijk moet ik naar het asiel om de kennel terug te brengen, maar als mensen op me zitten te wachten met een gewonde vogel gaat dat voor. Ik rijd de afslag voorbij in de richting van de gewonde vogel. Dan bel ik centrale om door te geven dat ik eerst naar de vogel ga en om de ETA door te praaien. Centrale: “Het is niet meer nodig, de vogel is ontsnapt. Ik heb je een appje gestuurd”. Helaas kan ik tijdens het rijden geen apps lezen. De boel is beveiligd, zodanig dat ik niet eens weet of er een bericht binnenkomt. Dan kom ik niet in de verleiding op apps te gaan lezen tijdens het rijden. Dat is de filosofie erachter. Bij de eerst volgende gelegenheid slinger ik de bus in de rondte en ga terug richting asiel. Daar lever ik de kennel af. Papierwerk in orde maken en klaar. Ik kan weer naar huis, de gemiste koffie goed maken. | |
06-11-24 05:20:16 | allone Oudgediende WMRindex: 52.150 OTindex: 93.727 |
De leiding weet / leest wat je schrijft? | |
06-11-24 08:51:42 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
@allone: Zeker, dezelfde stukjes die ik hier publiceer zet ik ook in de algemene groepsapp. bovendien heb ik al drie Verzamelboeken gepubliceerd. | |
06-11-24 09:30:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.960 OTindex: 28.590 |
21.3: Wild goose chase Kort na de middag gaat de telefoon. Centrale weet niet goed wat ze er mee aan moet. Aan een met name genoemd weggetje is een, waarschijnlijk aangereden, gans gevonden. Lamme vleugel en bloedend. Probleem is dat het weggetje niet bekend is in de streek. Meest dichtbij is ergens in Noord Holland en dat is beslist niet ons gebied. Maar ook de naam van de wijk is gegeven. Samen met centrale op ‘Maps gezocht en uiteindelijk een weggetje gevonden waarvan de naam behoorlijk veel op de genoemde lijkt. “Dan zal het dat wel zijn”. Ik ga onderweg. Het weggetje vormt een deel van de rondweg rond de wijk, waarbij een deel vlak langs de wijk loopt en een deel wat verder weg, met een paar weilanden ertussen. Volgens de melder zou het dier tussen de wijk en de weg zitten, tenminste, zo kreeg ik het door. Op het stuk langs de wijk langzaam doorgereden en goed uitgekeken. Er was geen verkeer dus geen probleem. Niets gezien. Aan het eind van het weggedeelte de bus langs de kant gezet en de melder gebeld. “Nee, je moet naar de dijk langs de rivier en daar de bus neerzetten. Dan aan de rechterkant en een stuk doorlopen. Daar ligt ‘ie”. Ik rijd door tot aan de rivierdijk en zet de bus neer. Schepnet pakken en met schepnet in de hand op onderzoek. Over de kruin van de dijk loopt een fietspad. Ik loop naar rechts over het fietspad tot de plaats waar een ander fietspad de dijk opkomt. Aan beide zijden niets te zien. Dan loop ik de andere kant op in de richting van een sluis. Soms verwarren melders zich met links en rechts. Ook daar niets te zien. Dan bel ik weer de melder. Waar de twee fietspaden samen komen. Daar zou het dier moeten liggen. Daar ligt ‘ie dus niet meer. Of hij is in de tussentijd door iemand meegenomen, of hij is op eigen kracht het riet ingekropen. Ik vermoed het laatste. Maar in het riet is zo’n beest praktisch onvindbaar. Ik ga terug op huis aan. Ik ben nog niet eens de rivier over als de telefoon gaat. Centrale weer. In het stadje aan mijn kant van de rivier is een hond komen aanlopen. Of ik de chip kan uitlezen en indien mogelijk retourneren aan de eigenaar. Ik slinger de bus in de rondte om via de andere brug naar het stadje te rijden. Terwijl ik voor de stoplichten sta te wachten gaat de telefoon opnieuw. De eigenaar van de hond is bekend. Assistentie is niet meer nodig. Twee keer nop voor één geld. Ik ga terug naar huis. | |