Blog van Emmo, bootjes en meer | |
15-06-22 04:22:37 | allone Oudgediende WMRindex: 52.000 OTindex: 93.451 |
@Emmo: da's veel.. dan heb je waarschijnlijk de hele tuin vol met aardbeienplantjes? En ze smaken wel héél anders dan die grote dingen die je koopt. Waar ligt dat hem aan, want die komen toch ook van aardbeienplantjes? Laatste edit 15-06-2022 04:23 | |
15-06-22 08:45:20 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
@allone: Hou me ten goede, maar ik vermoed dat het om de opbrengst en het gemak van plukken gaat. Plukken is handwerk. Hoe groter de vrucht hoe gemakkelijker (en daarmee goedkoper) te plukken. Ik kan via via soms aardbuien uit de Noordoostpolder kopen. Goedkoop en heel goed. Maar dat zijn dan ook niet van die opgeblazen monsterdingen uit de supermarkt. Die komen van een bepaalde variëteit van de aardbeiplant Net als voorheen met de tomaten, die niet geheel onterecht in Duitsland als "Wasserbomben" werden betiteld. De boeren kweken wat de afnemer wil hebben. | |
15-06-22 08:55:27 | allone Oudgediende WMRindex: 52.000 OTindex: 93.451 |
@Emmo: De aardbeien hier in Limburg komen ook niet uit de supermarkt maar direct van de telers.. maar ook dat zijn van die grote zuren smakeloze dingen. Terwijl de kleine aardbeien uit onze tuin, zelfde regio, zelfde zon, zelfde planten(?), heerlijk smaken.. Laatste edit 15-06-2022 08:56 | |
15-06-22 15:04:45 | venzje Oudgediende WMRindex: 22.620 OTindex: 7.915 |
Ik heb inmiddels ook alweer een flinke schaal van die rooie rakkers op het aanrecht staan. En er zijn er vandaag ook al een hoop in 28 kleuterkeeltjes verdwenen. Aalbessen hebben we ook al gegeten en ik vermoed dat ik komend weekend de grote oogst ga binnenhalen. Frambozen zijn wat bescheidener, qua opbrengst. Ik denk dat de nieuwe aanplant van vorig jaar dat in volgende seizoen pas gaat verhelpen. En wat die aardbeienmaan betreft: hier lees je er meer over. Laatste edit 15-06-2022 15:09 | |
18-06-22 08:25:39 | allone Oudgediende WMRindex: 52.000 OTindex: 93.451 |
@venzje: ja idd, de aalbessen zijn heerlijk Hadden de Algonkisch-sprekende indianen ook aardbeien, of zijn die namen overal vandaan geplukt? | |
20-06-22 09:32:24 | venzje Oudgediende WMRindex: 22.620 OTindex: 7.915 |
@allone: Die hadden rozen, die zijn familie van de aardbei. | |
07-07-22 18:24:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
Zoals jullie misschien meegekregen hebben ben ik nu sinds enige maanden chauffeur op een dierenambulance. Na een zekere gewenning ben ik begonnen ook hierover stukjes te schrijven. Het begint met een korte uitleg. | |
07-07-22 18:25:59 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
Observaties op de Dierenambulance Sinds enige tijd zit ik als chauffeur op een dierenambulance. Verdwaalde honden, gewonde vogels, vermiste katten, halfverzopen egels, als dierenambulance ben je de redder in de nood. Dat je als vrijwilliger net zo min de ballen verstand hebt van die dieren als de omstanders moet je natuurlijk nooit laten merken. Jij hebt dat pakkie aan van de ambulance dus jij bent de deskundige. Uiteraard is minstens de helft van het vak niet zo’n beest te redden, de meeste beesten redden zich prima. Maar de mensen die een melding doen weten zich of geen raad of denken dat assistentie geboden is. Waarbij ze onzeker zijn wat voor assistentie gewenst of noodzakelijk is. Zaak is dan ook om zelfverzekerd op te treden en de verantwoording voor het geval in kwestie over te nemen. Dan zijn de omstanders er van af en dat is vaak het belangrijkste. Als vrijwilliger bij de organisatie waarbij ik ben aangesloten draai je normaal gesproken vierentwintig uur dienst, van zeven uur ‘s avonds tot zeven uur ‘s avonds. Er zijn drie dagdelen, dus je kunt schuiven met collega’s als het zo uitkomt. ‘s Nachts is van 1900 tot 0900 de andere dag, ochtend is van 0900 tot 1300 en middag van 1300 tot 1900. Dat is allemaal geen wet van Meden en Perzen. De centrale vindt het allemaal wel best zolang er maar vierentwintig uur per dag iemand beschikbaar is. Vierentwintig uur per dag klinkt erger dan het is. Het is maar zelden als er over de nacht een oproep komt. Mijn ergste ervaring op dit punt is dat ik na een melding van een gewonde kat om elf uur ‘s avonds weer thuis was en de volgende ochtend om twintig over zes uit het nest werd gebeld wegens een aangereden meerkoet. De meldingen komen binnen bij de centrale. In ons geval heeft die centrale twee verschillende gebieden onder beheer. In elk gebied rijdt één busje. Een enkele keer, als het niet te druk is of als er minder vrijwilligers beschikbaar zijn, rijdt één van die busjes op beide gebieden. Nadeel is dan wel dat de responstijd langer is omdat het busje verder moet rijden. Vaak is het in zo’n dienst hollen of stilstaan. De ene keer zit je rustig thuis koffie te lebberen en de andere keer ben je van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat heen en weer aan het karren. Soms ben je alleen in zo’n bus, soms heb je een bijrijder. Een bijrijder heeft de voorkeur, twee mensen weten en kunnen meer dan één, maar er moet wel een vrijwilliger beschikbaar zijn. De vrijwilligers doen het voor nop, maar het busje, het onderhoud en de benzine moeten wel betaald worden uiteraard. Er komt een bijdrage van de gemeentes waar we rijden en de rest komt van donaties en bijdragen van Goede Doelen loterijen. Dat laatste gaat via een overkoepelende organisatie, de stichting Dierenlot. Maar als vrijwillig chauffeur heb ik met de financiële toestanden gelukkig(!) niets te maken. Het busje staat normaal bij je aan huis. Bij het wisselen van de diensten rijdt de dienstdoende chauffeur naar de volgende en die brengt de scheidende chauffeur terug naar huis. Beetje omslachtig, maar je moet wat. | |
07-07-22 19:31:08 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
@Emmo,het zal me niet verbazen als er ooit een boek verschijnt over de belevenissen op de dierenambulance | |
07-07-22 21:34:50 | Mamsie Oudgediende WMRindex: 46.268 OTindex: 96.113 |
@Buick: Ik kan niet wachten! | |
07-07-22 21:51:41 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
09-07-22 16:31:14 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
1: Zwanenzang: 1 ‘s Avonds om zeven uur is het wissel. Het weer is prima, eind van de lente, geen regen verwacht. Collega woont goed twintig kilometer verderop en dat is voor mij op het elektrieke fietsje best te doen. In plaats van dat collega naar mij toe rijdt ga ik op ’t fietsje naar haar toe. Fiets achterin de bus en dan rijd ik met bus met de fiets erin weer naar huis. Dat scheelt toch bijna vijftig kilometer met de bus. Goed voor het milieu, voor de financiën van de stichting, voor de collega (die is fors minder tijd kwijt) en voor mijn buikje. Vier keer winst, zogezegd. Ik kom aan bij de collega. Ze wist dat ik zou komen, en hoe laat. Niemand thuis. Ook het busje staat niet op de gebruikelijke plaats. Zeker een melding gehad. Maar ik had natuurlijk mijn telefoontje thuis laten liggen en wist dan ook niet of collega iets daarover gemeld had. Na een kwartiertje heen en weer slenteren kwam collega inderdaad met het busje aantuffen. Ze had inderdaad op het laatst een melding gehad en dat netjes doorgegeven, maar omdat ik geen telefoon bij me had, had ik die niet gekregen. Ik kon gelijk aan de bak. Terwijl dat zij naar huis reed was er alweer een melding binnengekomen, over een niet vliegende duif. Beestje was tegen een ruit geknald en in een achtertuin gevangen, voornamelijk omdat hij niet kon vliegen. Dat was een paar straten verderop. En inderdaad, de mensen waren al op me aan het wachten. Ze hadden de duif in een doos gedaan en vertelden het verhaal. Hoe de man met een kleed door de hele tuin aan het jagen was geweest om dat gekke beest te pakken te krijgen. Je ziet het voor je. In dezelfde stad is er een vogelopvang voor dat soort situaties. Daar de duif heengebracht en de administratie gedaan. Natuurlijk moeten wel de nodige formuliertjes worden ingevuld ter verantwoording. 2 Terwijl ik aan het invullen was kwam de volgende melding. In een dorp aan de overkant van de rivier was er een gans uit de lucht komen vallen. Letterlijk, volgens de melding. Ik erheen. Klein dijkdorpje, en waar ik moest wezen was een doodlopende dijk waar ik amper met de bus kon rijden, zo smal. Een hele kudde volk stond me al op te wachten. Het was ‘s avonds al wat later en de halve buurt was op de been om het avontuur mee te maken. Degene die de melding gedaan had voerde het woord, voornamelijk. Af en toe, zoals in dat soort situaties gebruikelijk is, aangevuld met opmerkingen van de omstanders. Iedereen moet natuurlijk zijn of haar zegje doen. De gans, een flinke jongen, was uit de lucht komen vallen en had zich onder een auto verschanst. Ik pak een lange, telescopische stok met een net eraan om het beest onder die auto vandaan te krijgen. Handschoentjes en pak aan omdat een vogel niet zomaar uit de lucht komt vallen. Dat doen ze alleen als ze flink ziek zijn en op het moment heerst de vogelgriep. En vogelgriep is voor mensen ongevaarlijk maar voor vogels des te meer. En je wilt je volgende klantje niet besmetten. Mijn grootste bak mee om de vogel in te doen mocht ik hem te pakken krijgen. De auto waar hij onder zat stond vrij laag op de wielen en het was inderdaad een stevige gans. Ik op mijn buik ernaast met de stok om het beest naar mij toe de douwen. Op een gegeven moment draait hij met de kop naar mij toe. Daaraan had ik tenminste houvast. Met de ene hand de hals beetgepakt en met in de andere hand de stok het beest naar me toe gewurmd. Toen hij dicht genoeg bij was had ik het lek boven. Ik kon hem met beide handen rond de vleugels pakken en zo onder de auto vandaan trekken. Het beest was het daar niet mee eens, maar wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen. Beest in de box. Nog even gepraat met de omstanders. Die zijn altijd zo nieuwsgierig als wat en die geef je dan ook naar vermogen antwoord. Behandel de mensen zoals je zelf behandeld wil worden en neem er de tijd voor. Daar kom je het verst mee, op den duur. Toen opbellen naar de opvang. “Heb je nog ruimte voor een gans verdacht van vogelgriep”. Toen ik hem onder die auto vandaan trok was ‘ie aardig levendig, maar hij is niet voor niets uit de lucht komen zeilen. “Nee, sorry. Ik heb geen vogelgriep op het erf en ik ben als de dood dat m’n andere vogels besmet raken”. Heel begrijpelijk en zo’n man kun je het niet kwalijk nemen. Volgende adres, in een stad verderop. “We willen hem wel opnemen, maar we willen eerst een attest van een dierenarts hebben. Dierenarts gebeld. “Geen dienst, bel de dienstdoende dierenarts op nummer 0900****”. Dierenarts van dienst: “Ik heb de ballen verstand van ganzen met vogelgriep, maar misschien kunnen ze je verder helpen op de pluimveeafdeling van een landbouworganisatie”. Pluimvee zegt: “Maar ik heb alleen maar met pluimvee te maken, niet met wilde ganzen. Bovendien kan ik dat alleen maar via een bloedtest in een laboratorium en dat duurt minstens een dag”. “Maarre, in de stad is er een adresje waar ze dat ook doen”. Adres gecontroleerd en dat was van één van de dierenartsen die geen dienst hadden. Ik zat dus op een Möbiusband, een structuur waarin je steeds weer op hetzelfde plekje uitkomt. De graficus Esscher heeft daar mooie tekeningen van gemaakt. In de tussentijd had ik ook regelmatig contact gehad met de centrale, en die was uiteindelijk in precies het zelfde cirkeltje als ik terecht gekomen. Dus: de dierenarts kon niet helpen, de opvang wou niet opvangen en de verschillende andere instanties wisten het ook niet. Ondertussen zat ik nog steeds met de gans in de auto. De omstanders waren inmiddels weggelopen want die duurden het allemaal veel te lang. Toen hakte de centrale toch maar de knoop door, tenslotte kon ik ook niet de hele nacht die vogel in de kist houden. “Zet dat beest maar aan een rustig plekje aan de rivier neer, wij weten het ook niet meer”. “Het beest komt uit de natuur en als je het weer terug in de natuur zet dan maak je de minste brokken”. Ik ben redelijk bekend in de omgeving en heb het beest dicht aan de rivier op een doodlopend weggetje weer losgelaten. Hij siste wat naar me en waggelde heen en weer. Er zat in ieder geval nog wel leven in. Kist en andere materialen ontsmet, je weet maar nooit, en kort voor tienen was ik thuis. 3 De volgende ochtend zo tegen half acht een telefoontje. Twee meldingen. Een dode kat aan de kant van de weg, kaartje en een foto van het dode beest waren bijgevoegd. De andere melding was van een egel. Die was in een put gevallen en al zwemmende eruit gevist. Mensen hadden hem in een doos gedaan en wisten verder niet wat ermee te doen. Levende beesten gaan voor dode, dus eerst naar die egel. Die was op een boerderij in het buitengebied in een put gekukeld. Helaas was de huisnummering voor een ongediplomeerd huisnumeroloog als ik ietwat ondoorzichtig. Ik was dus al drie keer de weg op en neer gereden toen ik door de centrale werd opgebeld met de melding: “Ze zien je op en neer rijden. Nu terugrijden en dan de tweede boerderij links, daar staan ze”. En inderdaad. Daar stonden ze. Boerin met een kind op de arm. Egel zat in een doos. Praatje gemaakt, egeltje meegenomen naar de opvang. Onderweg kwam er alweer een melding. 4 Een zwanenechtpaar met zes of zeven kuikens waarvan drie kuikens de weg waren kwijtgeraakt en een paar honderd meter van de ouders in de berm zaten. Een flinke groep omstanders was al een tijdje met de beesten aan het exerceren, maar niemand durfde de volwassen zwanen aan te pakken. Die waren hun jongen aan het beschermen en zijn dan niet gediend van goedbedoelde aandacht van mensen. Ik moest alleen van de ene buitenwijk naar de andere. En tussen die twee wijken was een watertje. Er waren wel wat paden tussendoor, maar om sluipverkeer tegen te gaan had de gemeente in haar oneindige wijsheid besloten om obstructiepaaltjes neer te zetten. En die paaltjes stonden niet op mijn domdommetje. Ik moest dus een stuk achteruit tussen geparkeerde auto’s door, op de bonnefooi de rondweg naar de andere wijk vinden en vandaar naar de zwanen. Leuk is dat, in een grotere auto dan je gewend bent in een nagenoeg onbekende stad. Maar, al duurde het even, ik heb het gevonden. Ondertussen had ik, op basis wat ik van de centrale gehoord had, al een Plan de Campagne opgesteld: met de lange stok de jongen naar de ouders drijven, in plaats van waar de de omstanders mee bezig waren, de ouders naar de jongen. Eerst maar naar de grootste bedrijvigheid, bij de ouders. Even gepraat. Ze probeerden de ouders met de rest van de jongen met stukjes brood naar de verloren zonen (of dochters natuurlijk) te lokken. Nou wil ik niet veel zeggen, maar ik heb eens ergens gehoord dat brood niet eens zo goed is voor vogels. En verder, als je ze teveel voert hebben ze geen trek meer en komen ze niet meer, denk ik zo. Ik ging dan ook, gewapend met stok en schepnet, richting de jongen. Daar waren twee dames aanwezig die eigenlijk een beetje met de handen in het haar zaten. Ze wilden de jongen wel richting ouders drijven, maar die wilden steeds naar de sloot toe. Aan weerskanten van de dijk was een sloot, je moest ze dus aan beide kanten blokkeren. Met twee man is dat natuurlijk geen doen. Maar toen kwam ik (schouderklopje voor mezelf) met m’n stok. Alle drie de beestjes zaten in de berm. Ze waren nog best jong en zeker nog niet zelfstandig. Ik ging met de stok tussen de sloot en de kuikens en dreef ze zo richting weg. Daar zorgden beide dames ervoor dat ze niet doorschoten naar de sloot aan de andere kant. En gedrieën dreven we ze richting ouders. De eerste paar meter ging prima. Langzaam, want je wilt die beesten niet zoveel stress geven dat ze een hartverzakking krijgen. Maar na een paar meter gingen ze toch meer uiteen dan we wilden en één dook het hoge gras van de berm in. Één van de dames dook er achteraan en die kon nog maar net voorkomen dat het beestje het water in kukelde. Daarom moest ze hem wel vastpakken, iets wat we eigenlijk probeerden te voorkomen. Ook weer vanwege de eventuele stress. Maar dat vastpakken ging goed. Het beest piepte aardig maar had verder geen nadelige symptomen. De andere dame en ik keken elkaar aan en pakten elke een kuiken. Dat ging een stuk vlotter. Ook onze beestjes zetten het op een piepen, maar voor de rest ging het prima. Tien meter van de ouders, ze begonnen net belangstellend in onze richting te kijken, ze hoorden waarschijnlijk dat gepiep, hebben we de kuikens op de grond gezet. Die gingen waggelend op papa en mama aan. Één van de dames was nog bezorgd of de ouders de kuikens zouden accepteren, maar dat ging van een leien dakje. Het gezin was weer compleet. De hele groep was zo’n anderhalf uur aan het modderen geweest, de dierenambulance kwam en de zaak was binnen tien minuten tot ieders tevredenheid opgelost. Soms gaat het goed. Nog even de administratie en ritverantwoording bijwerken en dan konden we naar de dode kat, die al sinds vanochtend aan de kant van de weg lag. Op de plek van het kruisje. Die kat lag aan een provinciale weg aan de overkant van de rivier. Zie daar maar eens een dooie kat in de berm te vinden. Maar met het kaartje, Google Maps én het domdommetje kon ik toch heel aardig uitvogelen waar dat beest moest liggen. Domdommetje ingesteld en karren maar. Voor de kortste route moest ik via de binnenstad. Lastig maar niet echt een probleem. Zit ik net midden in de krikkemikken van de binnenstad te krauten om bij de brug te komen wordt ik opgebeld. De centrale. Een loslopende hond met gevaar dat het beest onder een auto loopt op een nabijgelegen doorgaande weg. 5 Die kat gaat geen kant op, dus de hond heeft voorrang. De centrale had een adres, domdommetje opnieuw ingesteld aan de kant van de weg, gelukkig was er nét een plekje vrij waar ik even kon staan en op weg naar de hond. Toen ik de straat inreed stond er er al een man te zwaaien om aan te geven waar ik zijn moest. Ik zet de auto neer op een plekje van gemeentewerken en praat even met de mensen. De man was niet de enige aanwezige, er waren meer mensen aan het proberen het dier bij zijn lurven te grijpen of op zijn minst te voorkomen dat hij de straat op zou rennen. De auto’s reden voorzichtig maar het beest sprong alle kanten op dus anticiperen als automobilist was lastig. Ik schroef mijn grote schepnet in elkaar, maatje middelgrote hond, en ga rustig op op het beest af. Lauw loenen, ik kwam niet binnen de tien meter van het dier en de stok was maar drie meter. Plan B. We hebben een soort hondenbrokjes in de auto om te lokken en goede maatjes te worden. Net als bij de man gaat de liefde van een dier vaak door de maag. Zakje met brokken gepakt, zo dicht mogelijk naar het dier en laten zien dat je wat voor hem hebt. Werkt niet. Gooien. Beest ziet, snuffelt en eet. Mooi zo, eerste horde genomen. Ondertussen rent het beestje van hot naar haar en is vrijwel continue aan het blaffen. Maar ik heb zijn aandacht. Weer een brokje laten zien en gooien, want dichterbij komt hij nog steeds niet. Wel trekt hij met al dat gespring in de richting van een grote doorgaande weg, waar je zo’n beest juist niet wilt hebben. Ik probeer tussen de weg en hem in te komen maar dat lukt niet, hij gaat om me heen. De omstanders hebben het inmiddels opgegeven en zijn verder gegaan met hun eigen besognes. Uiteindelijk steekt hij die doorgaande weg toch over. Geen auto’s gelukkig, alleen een fietser die hem makkelijk kan ontwijken. Ik er achteraan. Achter een rij huizen is een trapveldje, met een sloot en doelpalen voor de plaatselijke jeugd. Het beest houdt me goed in de gaten en komt zowaar een stukje dichterbij. Hij heeft beslist belangstelling voor de brokjes maar blijft nog steeds op ruime afstand. Ik ga in het gras zitten om zo min mogelijk bedreigend over te komen en blijf praten en lokken. Er komt een vrouw op een fiets langs die me adviseert de dierenambulance te bellen. Ik laat het logo op mijn jas zien en zeg dat ik dat zelf ben. Oh, oké. Op een gegeven moment heb ik hem zover dat hij één van de brokjes tussen mijn vingers vandaan grist. Inmiddels breek ik de brokjes in vieren want ik heb geen ongelimiteerde voorraad. Toch blijft het dier te ver van me vandaan om het te pakken. Hij blijft constant blaffen en heen en weer springen. Heel af en toe gaat ‘ie in het gras liggen, maar als ik dan een metertje op hem toeschuif komt hij weer in de benen en begint het weer van voren af aan. Hij trekt wel steeds in de richting van een woonwijk, net alsof hij de omgeving begint te herkennen. Opeens gaat hij, met het nodige geblaf en heen en weer gespring, die woonwijk in. Ik er maar weer achteraan, het laatste brokje in de hand. Één straat de wijk in komt er een vrouw op een fiets aanrijden. Die spreekt het dier aan en noemt een naam. Ik vraag of het haar hond is. Inderdaad. Er werd verbouwd en toen was er per ongeluk een hek open blijven staan en had het beest de kuierlatten genomen. Ze was al aan het zoeken toen ze hem hoorde blaffen. Op dat blaffen was ze afgekomen. Beest was terecht. Eind goed al goed. Maar ik was wel goed drie kwartier aan het klooien geweest met dat beest. Weliswaar in de baas z’n tijd, maar toch. 6 Ik weer terug naar de bus. Hopelijk dit keer gelegenheid om die dooie kat op te halen. Domdommetje weer ingesteld en de rivier over op weg naar de kat. Ongeveer waar ik zijn moest was een zijweggetje. Daar heb ik de bus in de berm gezet en ben gaan zoeken. Eerst een goede honderd meter aan de noordkant en dan oversteken en aan de zuidkant teruglopen. En precies op het moment dat ik bij mezelf denk dat iemand anders dat beest al heeft weggehaald, daar ligt ‘ie. Dode kat, halsbandje ernaast, precies volgens de beschrijving. Ik maak, volgens protocol, foto’s, stop het beest in een plastic zak en ga terug naar de auto om te kijken of het beest een chipnummer heeft en de administratie te doen. Veel huisdieren zijn gechipt. In de ambulance ligt een apparaatje waar we de chip mee kunnen uitlezen. Op internet kunnen we dan vervolgens kijken waar het beest thuishoort. Net als ik daar mee bezig ben wordt ik opgebeld. De centrale. Waar of ik mee bezig ben. Een paar honderd meter verderop staat er iemand op mij te wachten. Hè, wat? Kruisje op de kaart klopt, foto’s kloppen, beschrijving van de melding klopt, wat nou weer? Ik in de auto en rijd met mijn stomme kop de verkeerde kant op. Centrale weer aan de lijn. Je rijdt de verkeerde kant op. Oké. Busje gedraaid en de andere kant op gereden. Daar staat bij het bord van de bebouwde kom een fietser te wachten. En inderdaad, ook daar een dode kat in de berm. Waren er twéé dode katten in hetzelfde stukje weg. En de fietser dacht dat ik zijn melding al gehad had en op weg was naar hem. Kan gebeuren. Geen probleem, ook kat nummer twee gefotografeerd en bekeken. Deze had, in tegenstelling tot de eerste geen chip. Op internet was bij de eerste alleen een telefoonnummer geregistreerd. Nummer gebeld en verteld dat de kat dood gevonden was. De vrouw die antwoordde was er aardig laconiek onder. Volgens procedure vroeg ik of ze het beest zelf wilde begraven of dat wij dat moeten verzorgen. Tot mijn verrassing stelde ze geen prijs op het beest. Kan natuurlijk, maar het kost dan wel vijfentwintig euro. Ook de dierenambulance moet betalen voor de afvoer van gestorven dieren. Ze zou het bedrag overmaken. Alweer volgens protocol worden de gestorven (huis)dieren geregistreerd en dan in een vriezer opgeslagen. De foto’s van de dieren worden gepubliceerd op internet en wie zijn of haar hond of kat herkent kan het beest komen ophalen. Na minimaal veertien dagen worden de niet-geclaimde dieren afgevoerd. 7 Voor de rest waren er geen meldingen, dus ik onderweg naar huis. Het was inmiddels tegen tweeën en ik had nog geen ontbijt of koffie gehad. Nou kende ik dergelijke situaties wel uit mijn vorige carrière, daar was het ook nog wel eens hollen of stilstaan, waarbij hollen volgens de baas de voorkeur had, maar ik begon toch wel trek te krijgen. Ik had net een bak soep en een plak ontbijtkoek voor me liggen gaat de telefoon weer. Een vogeltje uit het nest gevallen. Beestje had nog geen veren, maar leefde wel. Goed, daar gaan we weer voor drie stuiver. Deze melding was voor mij krap een half uurtje rijden. Ik ben nog niet eens halverwege of ik krijg weer een telefoontje. Mijn diensten zijn niet meer nodig, vogeltje was toch doodgegaan. Ook dat is niet ongebruikelijk. Het komt wel vaker voor dat je op een melding afgaat en je wordt halverwege afgebeld omdat het niet meer nodig is. In dit geval zielig voor het beest, maar de dood hoort bij het leven. Als alle jonge vogeltjes zouden blijven leven dan was het óók weer niet goed. Je moet er dan ook niet te tragisch over doen. Ik weer naar huis voor de rest van mijn soep en de ontbijtkoek. Om zeven uur ‘s avonds is het weer overdracht. De meeste meldingen komen over het algemeen ‘s ochtends en laat in de middag of ‘s avonds, dus ik laad alvast mijn fiets in de bus. Best kans dat ik wat later melding op melding krijg en dan kan ik na de laatste melding direct naar mijn collega om de bus weg te brengen. Dan kan ik op ‘t fietsje op huis aan en heeft collega de handen vrij voor de volgende melding. 8 En inderdaad. Ik krijg een melding van een gewonde meeuw in een dorp. En direct daarna moest ik naar een dierenarts in de grote stad om een stel katten op te halen voor het asiel. De katten waren geopereerd en moesten naar het asiel om aan te sterken. Daarna zouden ze worden vrijgelaten. Het waren wilde katten die waren gesteriliseerd of gecastreerd. Dieren worden niet zonder een hele goede reden afgemaakt, eigenlijk alleen maar om nodeloos lijden te voorkomen, als euthanasie. Ook wilde dieren worden weer uitgezet. In het geval van katten worden ze steriel gemaakt zodat er in ieder geval geen jongen bij komen. Ik naar de meeuw. Die lag aan de kant van de weg tegen een heg aan zielig te wezen. Helemaal volgens de beschrijving van de melder. Klopte precies. Waarschijnlijk had de meeuw een forse tik van een auto gehad, gezien de plaats. En het was een hele forse tik geweest, want normaal gesproken kunnen vogels, ziek als ze zijn, venijnig uithalen. Dit beest zat zielig onder de heg en ik kon hem gewoon benaderen, oppakken en in een transportbox plaatsen. Meestal heb je tegen die tijd wel een houw van een snavel te pakken of zoiets, maar dit beest verwikte of verweegde niet. De meeuw naar de opvang in de stad gebracht, dat was niet ver, eigenlijk alleen maar de rivier oversteken. 9 Maar onderhand was ik wel weer te laat voor de dierenarts in de grote stad. Dat is goed twintig minuten rijden. Van de centrale moest ik wel op tijd zijn want ook bij een dierenarts hebben ze hun werktijden en op het asiel, waar de katten heen moesten, ook. Tot overmaat van ramp was de spits begonnen en de verbindingsweg is dan wel een autoweg, maar heeft grotendeels maar twee rijstroken. En die staan in de spits nog wel eens vast. In dit geval kon ik doorkachelen met een vaartje van tussen de vijftig en zeventig. In ieder geval sneller dan de secundaire weg. De centrale had de tijd ruim genomen, de dierendokter was nog open. De katten lagen hun roes uit te slapen in hun kooi. De kooien waren van het asiel, de dieren hoefden niet overgepakt te worden. Dat scheelde alweer. Op het asiel in dezelfde stad was de voordeur al dicht, maar de personeelsingang was nog open. Er was nog volk aanwezig. Ik kon de katten, vier stuks in totaal, direct overdragen aan de mensen van het asiel. “Kan ik nog helpen”? “Nee hoor, ‘t lukt wel”. 10 Het was nog geen tijd om de overdracht te doen, dus ben ik eerst maar even weer naar huis gereden. Toen het tijd was, er waren geen meldingen meer gekomen, het busje naar de volgende chauffeur gereden. Fietsje uitgeladen en weer naar huis gepeddeld. Het was weer één van die dagen. | |
10-07-22 11:16:40 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
2: Merelmaatregelen 1 ‘s Avonds de bus opgehaald. Volgens de collega was het rustig geweest. Dat komt ook wel eens voor. Ook tijdens mijn dienst over de avond geen meldingen. De volgende ochtend blijft het ook rustig. De poetsvrouw komt, het is haar vaste dag om met het stofvod rond te zwaaien. Bakje koffie gedaan met de poetsvrouw, met een eigengebakken walnoten-appeltaart. Net als poetsvrouw klaar is gaat de telefoon. Twee meldingen tegelijkertijd. De eerste die doorkomt is een jonge merel, waar, naar het schijnt, geen ouders meer bijkomen. Afhankelijk van de leeftijd van zo’n beestje heeft ‘ie geen overlevingskansen en kan hij maar het best naar de opvang. Daar kunnen ze hem bijvoeren met meelwormen of zo, totdat hij aangesterkt is en zelf zijn kostje bij elkaar kan scharrelen. Tweede melding is van een gewonde vogel, ergens op het industrieterrein. Er is geen prioriteit tussen de twee meldingen. Eerst dan maar naar de merel. Ik heb dit keer een bijrijder, en die haal ik eerst op. Van de bijrijder naar de merel is het niet ver, het is in dezelfde stad. Als ik samen met de bijrijder richting merel rijd, gaat de telefoon. De centrale. De gewonde vogel van de tweede melding is overleden. Daar hoeven we niet meer naar toe. De merel zit in een nieuwe wijk. Even zoeken, zelfs met het domdommetje, want de wegindeling is niet overal even duidelijk (is dit nou een fietspad en is dit een inrit of een reguliere weg?). Maar zonder problemen gevonden. Recht tegenover waar we zijn moeten is een plekje vrij. Da ‘s makkelijk. De mensen zien ons al aankomen en voordat we kunnen aanbellen gaat de deur al open. In de tuin is een prieeltje en bovenin op een latje zit het beest. De vrouw vertelde dat ze net die ochtend voor het eerst gezien had dat het beestje gevoerd werd door de ouders. Conclusie, met het hele beest is niets aan de hand, hij zit alleen op een lastige plaats. De mensen zouden nieuwe spullen krijgen en dat prieel zou gebruikt worden voor tijdelijke opslag van de dozen en de kisten. Om een gezonde jonge vogel bij de ouders weg te sleuren is ook zo wat. Daar zijn we niet voor. Dat beestje laten we gewoon zitten. De mensen zijn bezorgd dat het dier zich door de consternatie van het halen en brengen van die dozen en kisten zichzelf zal kapotvliegen tegen de binnenkant van het prieel. Ik denk dat dit wel meevalt. Maar ik geef advies aan de mensen dat als ze komen met die kisten het beestje te vangen met een net of zo en dan in een kartonnen doos te plaatsen. Als de stofwolken opgetrokken zijn het beest weer terugzetten zodanig dat de ouders het weer kunnen vinden. Dat zal het minste probleem zijn want als hij honger krijgt zal hij een keel opzetten vanjewelste. Dan komen de ouders vanzelf wel. Wat dat betreft zijn merels zowat het makkelijkst van alle vogels. Die zitten bijna nergens mee. Terug in huis aangekomen kon ik verder met de oogst. Ik heb aardbeien en aalbessen in overvloed op ‘t moment. Ik ben dan ook één van mijn bessenstruiken op een gruwelijke manier aan het molesteren als het volgende telefoontje komt. Een schildpad. | |
11-07-22 09:44:26 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
2 Mensen waren met de hond aan het lopen en vinden ergens naast een sloot een schildpad en verkeren in de mening dat het beest daar niet hoort en bellen vervolgens ons. Achteraf was het eigenlijk het beste geweest dan beest te laten zitten waar het zat, maar toen we het eenmaal in de auto hadden was, volgens de regels, de situatie totaal anders geworden. In principe kunnen we niet zoveel met schildpadden. Sommigen zijn exoot en moeten naar de opvang. Anderen kunnen simpelweg blijven zitten waar ze zitten. Punt is dat de meeste mensen dat niet weten. Echter, schildpadden zijn reptielen en daarvoor zijn weer een heel andere set regels van toepassing. In het kort komt het er op neer dat we de exoten naar de opvang kunnen brengen en als de beesten gewond of ziek zijn ook. Maar om dat goed te beoordelen hebben wij als simpele vrijwilliger eigenlijk te weinig expertise. Goed beschouwd zijn er maar weinig mensen die dat wel hebben. Verder punt van beschouwing is dat lang niet alle opvangcentra vergunning hebben om deze dieren langdurig op te vangen. Daar zitten we nog wel eens mee. Puur een kwestie van regeltjes, maar ja, die regeltjes zijn er ook niet voor niets. Krijgen wij een melding van een schildpad moeten wij beoordelen of het beest naar een opvang moet en zo ja welke. Da ‘s lastig. Voor ons zou het makkelijker zijn zo’n beest direct naar een opvang of een deskundige te brengen en die het laten beoordelen. Maar ja, die zijn te dun gezaaid. In dit geval was het een complete discussie met de centrale wat nu te doen met dat beest. Uiteindelijk hebben we het naar een informele vrijwilligersorganisatie gebracht en die zouden het verder transporteren naar een reguliere, gecertificeerde, opvang. Tijdens dat heen en weer getelefoneer kregen we een nieuwe melding. | |
12-07-22 14:15:25 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
3 Er was een hond aan komen lopen, waarschijnlijk ergens verdwaald. Mensen wisten niet waar het beestje thuishoorde. Collega en ik komen ter plaatse, een rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk. Mensen vonden het best spannend dat de dierenambulance voor de deur stond, vooral de kinderen. Collega had de chiplezer bij zich en streek het hondje ermee over de nek. Contact. Nummer werd getoond. Invoeren in de website, best makkelijk, zo’n mobiel telefoontje met internet erin. Een telefoonnummer in dezelfde plaats was het resultaat. Nummer gebeld, een vrouw antwoord. Volledig onverstaanbaar. “Wat zegt u, mevrouw, kunt u dat herhalen”? Bleek dat mevrouw Engels sprak. Nou heb ik in mijn vorige carrière meer Engels gesproken dan Nederlands, dus dat was geen probleem. Mevrouw was héél blij dat haar hondje terecht was, en ze zou hem onmiddellijk komen ophalen. Met instemming van de vinder, die had dat direct al aangeboden, het adres doorgegeven. En inderdaad. Toen we de straat uitreden kwam er een zeer gehaaste dame een autootje uit stuiven. Dat was vast de vrouw in kwestie. Probleem opgelost. Toen hadden we tijd om het schildpadje naar de bestemming te brengen. | |
14-07-22 22:31:54 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
4 Dat met die schildpad had nog wel een staartje. Je mag niet zomaar met reptielen gaan slepen. Daar zijn regels voor. Met een heleboel vijven en zessen, waarvan tachtig procent langs me heen gegaan is, gaat nou ons vaste adres een pampiertjen halen om ook reptielen te mogen opvangen. In de tussentijd heeft de baas van het asiel, waar wij aan verbonden zijn, een adresje opgeschommeld waar we die beesten wél gecertificeerd kwijt kunnen. Eind goed al goed, zullen we maar zeggen. | |
15-07-22 12:33:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
3: Van mussen en mezen (vrij naar John Steinbeck) 1 De eerste melding van de dag was een vogeltje dat door een kat was gegrepen. Dat is natuurlijk heel gebruikelijk en als dat niet gebeurde, door katten, kraaien, roeken en andere vogels, dan zouden we binnen de kortste keren een vogelplaag hebben. Maar mevrouw vond het zielig voor het jonge vogeltje. Is het ook, goed beschouwd. De gemiddelde verwende weldoorvoede huiskat heeft geen idee wat ‘ie met een prooi moet aanvangen, dus in plaats van gelijk dood te bijten gaat zo’n kat ermee spelen. En dat is inderdaad niet zoals het hoort. Dat vond de bazin van de kat ook. Die pakte het vogeltje af, stopte het in een mand en belde de dierenambulance. Die kwam niet met gillende sirenes (die hebben we niet op de bus), niet met rinkelende zwaailichten (gebruiken we alleen als we op een onhandige plek de kar neerzetten) en niet onder politiebegeleiding, rustig aantuffen. Midden in een moderne woonwijk dus een beetje kruip-door-sluip-door (je vraagt je af hoe een volwassen ladderwagen van de brandweer daar moet komen, en vooral, weer weg), maar het domdommetje wist de weg en leverde me keurig ter bestemder plaatse af. Mevrouw kwam al naar buiten, ze had me al gezien. Even een praatje gemaakt. Beestje even bekeken, zo te zien niets loos met het beest. In de auto toch maar even advies gevraagd. En het advies was: als er niks loos is met het beest, dan gewoon weer in de tuin loslaten. De ouders kunnen veel beter dan welke menselijk surrogaat dan ook voor zo’n vogeltje zorgen. Dat heb ik maar toen gedaan. Papiertjes ingevuld en terug naar huis. | |
15-07-22 21:29:58 | Beereekhoorn Oudgediende WMRindex: 1.250 OTindex: 10.018 |
@Emmo: en ik geniet zo van je verhalen, ga zo door | |
16-07-22 10:00:16 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
2 Nog niet eens halverwege kwam de volgende melding. Op een basisschool was een vogeltje ontdekt, kon niet vliegen en had bloed aan de vleugel. Voor alle zekerheid had de centrale nog gevraagd of er inderdaad bloed gezien was. Het is nu de tijd dat veel jong spul uitvliegt en lang niet alles wat het nest komt uitzeilen is vliegvaardig. Soms zijn ze op de meest vreemde manier met de vleugels in de weer waardoor het lijkt alsof er ik weet niet wat aan de hand is, terwijl ze alleen maar hun vliegspieren aan het oefenen zijn. Maar inderdaad, er was echt bloed gezien. Dus ik weer terug de stad in, onderweg naar de basisschool. Het beestje zat in een zandbak met een betonnen rand en kwam daar niet overheen. De kinderen begroet, die met grote kologen de wetenswaardigheden stonden gade te slaan. De juffen stonden op een afstandje te kijken hoe de deskundige, ik dus, het zaakje zou oplossen. Het beestje kon inderdaad niet vliegen en scharrelde onder de rand van de zandbak heen en weer. Met de hand kreeg ik het beest niet te pakken, hij was me te snel af. Toen maar de (uniform)jas uitgetrokken en die over het beest gegooid. Toen kon hij geen kant meer op en kon ik hem vanonder de jas vandaan plukken. Het was een jonge mus, maar zo te zien wel op een leeftijd dat ‘ie zou moeten kunnen vliegen. Onder de rechtervleugel zat een gapende, bloedende wond. Een forse jaap. Zeker voor zo’n klein ding. Ter leringhe ende vermaeck het beestje aan de omstanders, onderwijzend personeel en kinderen gelijkelijk, laten zien. Direct één van de juffen: “kijk maar niet kinderen, dat is een hele erge wond”. Dat was het ook, maar om de kinderen daarbij vandaan te houden lijkt mij persoonlijk toch niet de juiste strategie. Als je kinderen, hoe jong ze ook zijn, van dat soort zaken weg houdt, dan kweek je volgens mij watjes die bij het minste of geringste flauw vallen of aan het gillen slaan. Als je er onbevangen mee omgaat, dan doen kinderen dat ook. Natuurlijk zijn ze nieuwsgierig. Houd je ze weg dan worden ze of nóg nieuwsgieriger of de gêne van de volwassenen slaat over op de kinderen. Misschien is mijn psychologie die van de kouwe grond en sla ik de plank volledig mis. Maar volgens mij kweken zenuwachtige ouders zenuwachtige kinderen. Of het nu gaat over de omgang met (grote zwarte) honden, insecten of verwondingen. Maar ik kreeg van de toeschouwers tot slot nog een applausje voor mijn doelmatig en heldhaftig optreden. Beestje naar de opvang gebracht. Misschien dat ze er daar wat mee kunnen doen. Er was niemand aanwezig. Dat komt wel vaker voor. Ik heb de sleutel van de schuur en krijg via de telefoon instructies in welk hok ik het beest kan zetten. Schoteltje water erbij en er komt vanzelf wel eens iemand kijken. | |
17-07-22 14:20:31 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
3 Terug naar huis, hoog tijd voor een mok koffie. Ik had net tijd voor twee bakken tot de volgende melding kwam. Een gewonde duif in de binnenstad. Vlak aan de rivier was de plaatselijke bibliotheek, en bij de buurman moest ik wezen. Ook één of ander gemeentelijk administratiegebouw. Zowat voor de deur was een parkeerplaats. Dat was makkelijk. Alleen loop ik eerst bij de bibliotheek naar binnen met mijn transportkooi. Nee, ik moest toch bij de buren zijn. Bij de buren op het belletje gedrukt en drie tellen later gaat de deur vanzelf open. Ik stuiter naar binnen, drie dames staren me vragend aan. Ik zeg dat ik een gewonde duif kwam ophalen. Oh ja. Vanachter de balie kwam een grote kartonnen doos tevoorschijn en daarin zat de duif. Duif uit de doos gepakt en geïnspecteerd. Geen ring, dus een wilde. Achterop de rug een gemene wond. Daar waren hem zo te zien een flink aantal veren uitgetrokken. Waardoor? Geen idee. Opvang opgebeld of ik hem kon brengen. Geen probleem. Niet geringd is een wilde en die kan naar de opvang. Wel geringd, dan moet ‘ie terug naar de eigenaar. Voor de duif was het dezelfde opvang waar ik ook die mus had heengebracht. Onderweg krijg ik alweer de volgende melding. Een jong konijntje dat midden op straat gevonden was. Dit keer was er in de opvang een juffertje aan het klussen. Ik laat haar de duif zien: “Inderdaad, dat is een lelijke wond”. Gelijk een spuitbus gepakt en op de wond gespoten. Beest begint te spartelen. “Dat spul prikt zeker flink”? “Ja”, zegt ze. Duif in één van de hokken gedaan. Ik vraag nog naar m’n musje, maar daar had ze nog niet naar gekeken. Zou ze gelijk doen. Dat soort mensen zijn altijd begaan met dieren, vooral als ze gewond zijn. | |
18-07-22 08:37:19 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
4 Ik onderweg naar het k’nijn. Het adres was in dezelfde stad in een hele nieuwe nieuwbouwwijk. De straat kon mijn, bijgewerkte, domdommetje wel vinden maar het huisnummer was teveel gevraagd. Eerst die straat maar eens opzoeken. Dat nummer komt later wel en anders heb je een mond om te vragen. Ook dat zou niet de eerste keer zijn. In de nieuwe nieuwbouwwijk leidt domdommetje me over een dam over een centrale sloot en ik vind de juiste straat. Met de oneven nummers. Ik moet een even nummer hebben. Ik ga het hoekje rond en kom op een andere straatnaam terecht. Keren. Misschien dat de even nummers een stukje verderop zitten, je weet maar nooit. Als ik op de terugweg weer diezelfde hoek omga zie ik aan de overkant een vrouw zwaaien. Twee wegen met dezelfde naam, sloot in het midden. De ene kant even, de andere kant oneven. Je moet er maar opkomen. Ik gooi de bus aan de kant, vrouw komt me met kind en doos tegemoet. Ik was niet de eerste die daar verkeerd zat, zei ze. Het kwam wel vaker voor. Konijntje uit de doos, inderdaad een heel jong beestje. Vrouw had het moederziel alleen midden op de weg zien zitten. Overgezet in de transportbox. Op naar de opvang voor de zielige konijntjes. Die is in een stad een stuk verderop. Daar was het gelijk een oh en ah, en de halve bezetting moest komen kijken naar dat kleine ding. Maar mijn werk zat erop, ik kon weer op huis aan. Tegen zevenen de bus naar de volgende chauffeur gebracht en ik op ‘t fietsje naar huis. De fiets had ik direct toen ik thuis was na het konijn in de bus gezet voor “je kan niet weten”. Maar meer meldingen kwamen er niet. Rustig. | |
18-07-22 09:08:57 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
@Emmo, ga maar post lopen dan kom je dat vaker tegen. Ik had een straat en ik had post t/m 4A Klein straatje, ik denk dat is makkelijk. 1 t/m 4 ging goed en toen een stapeltje voor 4 A Geen 4A te bekennen. Dus ik denk, ik dou het bij nr 4 in de gleuf. Loopt ik weg , komt een man me achterna , beetje pissig, dat het niet zijn post is. 4A zit verderop zei hij, maar de straat ging niet verder. Wat bleek, je kreeg dan een wat ronde straat, huis/weg en water, met een bruggetje, dan een parkje en dan weer een sloot met een bruggetje en dan kreeg je 4A en gelijk na 4 A een nieuwe straat. Dat kan je met de beste wil van de wereld niet zelf bedenken dat dat nummer daar zat. | |
19-07-22 13:09:20 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
@Buick: Gods wegen en die van van de gemeentelijk straatnummering zijn ondoorgrondelijk | |
19-07-22 13:10:24 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
4: In het hol van de tamme meeuw (Vrij naar een boek van Olaf J. de Landell) 1: Zoals min of meer gebruikelijk als het mooi weer is ben ik op het fietsje naar mijn collega gereden. Dankzij de wind was ik een paar minuten eerder dan gebruikelijk. Ook op een elektrieke fiets telt de wind mee. Busje stond klaar en collega was thuis. Bij de voordeur doen we de overdracht. Meestal is dat niets anders dat het overhandigen van de sleutel van de auto en de telefoon. In dit geval moest er een olieverversing plaatsvinden. Daarvoor was al een afspraak gemaakt voor morgen. Alleen nog even bevestigen met degene die daarover gaat. Doe ik morgen. Verder moet er nog een vangkooi voor een kat worden uitgezet op een adres in de grote stad. Met een beetje goede wil kan dat in één moeite door. Net als collega het hele verhaal aan het vertellen is gaat de telefoon. De centrale. Één van de collega’s heeft een melding vergeten uit te voeren. Of de dienstdoende chauffeur maar zo vriendelijk zou willen zijn om deze omissie goed te maken. Melder had geklaagd. De melding betrof een dode meeuw. In de binnenstad. In de middeleeuwse straatjes waar je op de fiets al bijna niet de kont kunt keren. Joepie. Waarom we moeten rijden voor een dode vogel is mij niet duidelijk, maar een melding is een melding. Zoals ik al eerder verteld heb gaat het vaak meer om de mensen gerust te stellen en de verantwoording uit handen te nemen dan dat er daadwerkelijk actie nodig is. Als ik achterin de tuin een dooie mus of merel vind dan gaat ‘ie in de groenbak. De botten van de kip van vorige week liggen er ook in, dus dat is geen enkel bezwaar. Ik had de auto overgenomen, al was ik meer dan een half uur te vroeg. Dus ik stel domdommetje in en ga onderweg naar een dooie meeuw die al vier dagen ligt te stinken. Kruip-door-sluip-door, door de smalle steegjes en warempel, op twintig meter van het adres waar ik zijn moest was er ruime parkeerplaats vrij. Geluk moet je hebben. Plastic zak gepakt om de meeuw in te doen, het beest zal onderhand al aardig adelijk zijn, en naar het adres. Aangebeld en een vrouw doet open. “Ja, dat klopt. Hij ligt hier in de blauwe emmer onder dat tafeltje”. Tafeltje was aanwezig, blauwe emmer ook, maar de meeuw schitterde door afwezigheid. Daar is zeker een kat of een ander beest mee gelukkig gemaakt. “Goh, vanmiddag lag hij er nog”. Geeft niks, bedankt voor de melding. En dat probleem was ook weer opgelost. Op naar huis. | |
19-07-22 13:16:42 | Sjaak Moderator WMRindex: 21.413 OTindex: 55.305 |
Dit zijn al net zulke smakelijke verhalen als over de wilde vaart. Komt er misschien een boek uit over een paar maanden? (Van weeskatje tot aangereden duif of zo?) | |