Dierenambulance 2 | |
20-06-23 11:35:04 | allone Oudgediende WMRindex: 52.000 OTindex: 93.451 |
@Emmo: leuke titel ook | |
11-07-23 12:30:46 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
1: Vers van de pers 1.1: Nieuwsberichten Ik krijg van de leidster van het asiel bericht dat de plaatselijke afdeling van een krant lucht gekregen heeft van mijn schrijfsels en me aan de hand daarvan een interview wilden afnemen. Welzeker, alles voor het goede doel: beetje reclame is nooit weg. En inderdaad, even later belt een journalist van die krant om te overleggen wat en hoe. Hij stelt voor om mee te rijden met de ambulance als er een melding binnenkomt. Dat kan natuurlijk, maar meldingen zijn net als baby’s, ze komen op hun eigen tijd. Soms gebeurt er een hele dag niets en soms ben je de hele dag in touw. Dat is niet te plannen. Plan “B” werd daarom opgetuigd. Als er geen melding binnenkomt gaan we met de bus naar een locatie waar wat bijzonders heeft plaatsgevonden. Het laatste boek “Komt een hond bij de dokter” erbij gepakt en daaruit een paar mogelijke locaties gehaald. Het moet natuurlijk wel op publiek terrein. Je kunt niet maar zo bij mensen op het erf interviews gaan opnemen en zo. Afspraken gemaakt, nog even kortgesloten met de leiding van het asiel, zodat die ook weten wat er gebeurt en aan de hand is, en zo kreeg ik de gelegenheid om mijn boek(en) en de dierenambulance in het algemeen te promoten. We spreken af elkaar om acht uur in de ochtend te treffen bij het asiel. Daar een praatje maken en vervolgens hetzij wachten op een melding, hetzij naar één of meer van de locaties gaan. Zo gezegd zo gedaan. Journalist is vergezeld van een cameradame voor foto en eventuele video’s. Ik vertel wat over mijn achtergrond, waarom ik begonnen ben bij de dierenambulance en wat het werk volgens mij inhoudt. Meldingen komen in de tussentijd niet door dus gaan we met ons drietjes, de bus is een driezitter, naar locaties in de buurt van de stad. Ik heb expres locaties in het buitengebied gekozen zodat we niemand op de tenen zullen gaan staan. De eerste locatie is bij een viaduct over de grote weg waar een hond aan de eigenaar ontsnapt was en een aantal keren de weg was overgestoken. Uiteraard was dat een gevaarlijke situatie. Het gebeurde ‘s avonds in het donker met regen. Ook de politie was ingeschakeld. Wij, de eigenaar, haar zoon en ik, hebben de hond toen niet gevonden, maar later is hij ergens waargenomen en in de kladden gegrepen. Gelukkig zonder ongelukken. Dit verhaal heb ik beschreven in het boek “Komt een hond bij de dokter” als “15.3: Oversteker”. De tweede locatie betrof een zwaan. Die was gemeld als een zwaan die niet kon vliegen. Hoe de melder dat gezien heeft weet ik nu nog niet, maar toen ik aankwam bij dat weiland waren er meerdere zwanen in twee verschillende weilanden. Die heb ik allemaal op de wieken gejaagd, op één na. Dat was mijn klantje. Zwaan vluchtte in een sloot waar ik hem in en hoek kon drijven en een net over de kop kon gooien. Die zwaan is toen naar de opvang gegaan. Hoe het verder met dat beest afgelopen is weet ik niet. Waarschijnlijk nagekeken en na een herstelperiode weer uitgezet. Dat gebeurt meestal. Dit is het verhaal “20.1: Zwaan in de wei” in hetzelfde boek. Op beide locaties het bijbehorende verhaal verteld en aangewezen hoe de situatie toen was. Daarna weer terug naar het asiel. En nou maar eens kijken wat of die twee er van brouwen. | |
13-07-23 09:17:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
1.2: Belaagde merel Twee dagen later had ik weer dienst. In de loop van de ochtend komt er weer een berichtje binnen. Een jonge merel, uit het nest gevallen, werd belaagd door een andere vogel. Kraai? Ekster? Kauw? Nog wat anders? In een nieuwbouwwijk in de stad was het plaats delict. Daar aangekomen werd ik meegetroond door de melder naar de achtertuin. Daar zat, in een doosje, een jonge merel. Bijna volledig in de veren maar waarschijnlijk nog niet vliegvaardig. Maar boven op de kop heeft ‘ie een kale plek. Teken dat ‘ie is aangevallen. Waarschijnlijk door een andere vogel. Een kat heeft het meest op de staart voorzien. Een andere vogel valt aan van boven en dat geeft rug- of kopletsel. Voor zover ik kan beoordelen is het letsel niet ernstig. Het beestje is tierig genoeg. Maar mevrouw heeft het een tijdje in de tuin laten zitten. Dat is het standaard advies van de centrale. Op die manier kun je zien of de ouders nog willen voeren of dat ze het hebben opgegeven. Volgens mevrouw hebben de ouders het opgegeven, er wordt niet meer gevoerd. Dat is meestal een indicatie dat de ouders het beestje hebben opgegeven. Als de ouders er geen brood meer in zien dan stoppen ze met verzorgen. In sommige gevallen wordt het zelfs uit het net gemieterd of gedood. Natuur is niet lief en vriendelijk. Natuur is keihard. Een andere mogelijkheid is natuurlijk dat de ouders het jong niet meer terug kunnen vinden of de omstandigheden te gevaarlijk vinden. Ik weet het niet, dus het beestje krijgt wat mij betreft het voordeel van de twijfel. Maar als ik de opvang bel dan is direct het advies om het beestje terug te plaatsen in de nabijheid van de ouders. Die kale kop, dat groeit wel weer aan. Probleem is dat noch melder, noch ik, weten waar we het beestje zouden moeten terugplaatsen. En ik kan het de melder niet aandoen om het beestje zomaar dood te laten gaan. Dan maar plan B. In de grote stad is een andere opvang die dit soort beestjes wél opneemt. Daar heb ik inmiddels ervaring mee. Dus op naar de grote stad. Bij de opvang aangekomen wordt het beestje beoordeeld en in een kooi met een aantal andere vogeltjes gezet die er net zo aan toe zijn. | |
14-07-23 10:59:23 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
1.3: Twee kauwtjes In de middag krijg ik weer een melding. Nagenoeg gelijk aan de vorige, alleen zou het dit keer om een kraai gaan. Vogel in de tuin vliegt niet op en eventuele ouders zijn ook niet genegen om te gaan voeren. Overeenkomstig de instructie van de centrale heeft de melder het een half dagje aangekeken, maar de ouders waren nergens te bekennen. Op het moment dat ik zo’n melding doorkrijg is er al het één en ander aan overleg aan vooraf gegaan. Adviezen en tegenwerpingen zijn allemaal al behandeld. Voor mij is het dan een kwestie van ophalen en naar de opvang brengen, tenzij ik de indruk krijg dat anders handelen toch beter is. Ik ga onderweg. Ik ben koud onderweg of er komt een tweede melding binnen. Nagenoeg gelijk aan de huidige, alleen was deze aangevallen door een andere vogel. Ik praat even met de centrale. Melder was bang dat als ze het beestje weer zou loslaten het opnieuw zou worden aangevallen. Daar is natuurlijk een kans van. Even discussiëren of de volgorde omgedraaid moet worden, maar dat is niet aan de orde. De aangevallen vogel is gevangen en wordt niet bedreigd. Daarom eerst naar de eerste. Op het adres aangekomen doet mevrouw open. “Kom maar mee”. In de achtertuin zit in een hoekje een jonge zwarte vogel. Kauwtje, kraai, roek? Geen idee. ‘t Is wel een jong beest. Normale handeling zou zijn het beest met rust laten en de ouders het laten oplossen, maar dat heeft mevrouw al geprobeerd. Ik weet al wat de opvang zal zeggen, maar mevrouw wil van het beest af “Zo zielig”. Ze is best begaan, maar om haar te vertellen dat hij volgens de natuurwetten geen enkele kans maakt, verlaten door de ouders, stuit mij ook weer tegen de borst. De natuur mag dan knalhard zijn, mensen zijn dat veel minder. En daar hoor ik ook bij. Ik doe het beestje in een meegebrachte transportkooi en zeg tegen mevrouw dat ik voor het beestje zal zorgen. Hoe, dat laat ik in het midden, dat weet ik zelf nog niet eens. Dan ga ik naar het volgende klantje. De vogel die was aangevallen en nu in een doos op me zat te wachten. Als ik aanbel doet mevrouw open. Ze vond het zo zielig dat het beestje aangevallen werd, en toen het in haar tuin viel heeft ze het opgeraapt en in een doos gedaan. Die doos staat nu in de achtertuin. Alweer een schoolvoorbeeld van menselijk ingrijpen in de natuur. Natuurlijk is dat aangevallen beestje zielig. Maar de aanvaller had honger en is goed beschouwd net zo zielig omdat hij zijn prooi moet missen. “‘t Is nooit niet goed of ‘t deugt niet”, zei mijn grootmoeder wel eens. Maar ik heb alle begrip voor mevrouw. Waarschijnlijk zou ik hetzelfde gedaan hebben. Alleen hoor ik de opvang al weer blazen dat je jonge vogeltjes moet terugzetten. Worden ze opgevroten dan hoort dat er ook bij. Opvang heeft gelijk, natuurlijk, maar dat is niet iets dat ik met goed fatsoen aan mevrouw kan vertellen. Dus vertel ik mevrouw dat ik ze naar de opvang in de grote stad zal brengen. Die nemen dat soort beestjes wel aan. Ik met beide beestjes naar de grote stad. Daar aangekomen worden de beide kauwtjes, want dat waren het, geïnspecteerd. De ene was zo gezond als wat en had ik zonder bezwaar kunnen uitzetten. De andere zag er wat minder florissant uit, volgens de opvang. Beetje poep aan zijn gat duidde op wormen en het beestje was wat vermagerd. Maar ze zouden er voor zorgen. | |
15-07-23 19:39:32 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
2: Aan een draadje Naar een liedje van Toon Hermans: “Als een ballonnetje”. 2.1: In de put ‘s Avonds laat, of, beter gezegd, ‘s ochtends heel vroeg, het was kort voor één, gaat de telefoon. Ik was net het nest ingekropen maar ik sliep nog niet. Vierentwintiguurs diensten, dan kun je dat treffen. Centrale aan de lijn. Op het grote industrieterrein van de stad was een kitten, een jonge kat, in een put gevallen. Omstanders kregen het beestje er niet uit en vroegen assistentie. Aldus werd de dierenambulance opgetrommeld. Even overlegd met centrale en onderweg. Net een paar minuten onderweg gaat de telefoon. De centrale weer. Inzet is niet meer nodig. De omstanders hebben het beestje toch uit de put gekregen en nemen het mee in huis en zullen het daar verzorgen. Centrale verontschuldigd zich. Geen reden daarvoor natuurlijk. Ten eerste heeft de centrale part noch deel aan de situatie, zij is alleen doorgeefluik. Ten tweede gaat het om dat katje. Ik ben alleen maar blij dat het beestje uit die put is en verzorgd wordt. Ik slinger de bus in de rondte en ga weer op huis aan. Daar aangekomen duik ik het nest weer in. | |
17-07-23 16:38:36 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
2.2: Vissende gans De andere dag krijg ik laat op de ochtend weer een telefoontje. Dit keer is er een gans in een visdraad verzeild geraakt. Ik moet me vervoegen bij de McDonald's in de stad en dan de melder bellen. Die zal me dan verder gidsen. Het slachtoffer zit op een plekje waar geen adres van te geven is. Als ik halverwege ben gaat de telefoon weer. Nog een melding. Dit keer over een duif die vastzit op een terras. Hier is wel een adres gegeven. In overleg met de centrale besluit ik eerst die gans te doen. Bij de Mac aangekomen zet ik de kar op een vrije parkeerplek en bel naar het nummer van de melder. Die heeft het over een fietspad. Helaas zijn er meerdere fietspaden. Beetje heen en weer gepraat. “Rij in de richting van de school”. Geen school te zien. Uiteindelijk blijkt de melder aan de andere kant van de uitvalsweg te staan. Als ik dat eenmaal doorheb rij ik naar het kruispunt en zie aan de overkant een jonge vrouw zwaaien. Dat is de vriendin van de melder, die ook aanwezig was. Ik stop naast de jonge juffer en laat haar instijgen. Waar zij stond loopt een fietspaadje. Dat is het bedoelde fietspad. Samen rijden we dat fietspad op en even verder staat in de berm een autootje. Dat van de melder. We stappen uit en ik maak kennis met de melder, een jonge man. Hij was in een vijvertje aan het vissen, er komt een gans aan die verward raakt in zijn visdraad. Tot overmaat van ramp raakt door het geworstel van de gans de visdraad ook nog eens verward in de waterplanten. Daardoor kon hij de gans niet naar zich toehalen. Op dat punt besloot hij de dierenambulance te bellen. Ik pak een net en de lange stok uit de bus en volg melder en vriendin naar het visstekje tussen het fietspad en de uitvalsweg. Daar ligt in het riet de hengel en midden op het vijvertje de gans. Ik schuif de telescopische stok uit en met wat ducttape bevestig ik het net. Te kort. Een metertje of twee. Ik probeer het beest met de visdraad wat korter bij te halen, maar ook dat mislukt. We overleggen even en dan zegt de melder dat hij thuis een waadpak heeft liggen. Dan gaat mij een zoeklicht op. In de bus ligt ook zo’n ding. Mag ik niet gebruiken als ik alleen ben, maar melder en vriendin zijn er ook nog. En die twee zijn reëel en nuchter genoeg om me uit de blub te trekken als het misgaat. Ik haal het waadpak uit de bus en trek het aan. Voor mij de eerste keer dat ik dat ding gebruik. Met waadpak aan stap ik de vijver in. Vriendin reikt me het net met lange steel aan. Een paar meter van de oever ben ik ver genoeg om om de gans het net over z’n kop te slaan. Ik haal het beest naar me toe en ga terug naar de oever. Daar haal ik de gans uit het net. De draad zit flink verstrengeld: rond de hals en om de vleugels. Losmaken gaat niet, dan maar knippen. Melder heeft een schaartje bij zich en daarmee bevrijd ik het dier. Onderhand is het beest druk aan het worstelen om vrij te komen. Tijdens dat geworstel draait het best zijn hals om en bijt me in de pols. Stevig. Het bloed komt eruit. Maar uiteindelijk heb ik het beest los en laat hem gaan. Hij gaat met een rotvaart naar het midden van de vijver, komt daar tot rust en begint aan zijn veren te plukken. Ik klim, geholpen door melder en vriendin, uit de vijver en bevrijd me van het waadpak. Samen lopen we terug naar de auto’s. Vriendin verbindt mijn pols met materiaal uit de EHBO-kist van de bus en ik ruim de boel op. We praten nog even over de gans en het werk van de dierenambulance in het algemeen. Dan rijden melder en vriendin weg, ik doe de administratie en bekijk hoe het met de volgende melding staat. | |
17-07-23 20:57:01 | Buick Oudgediende WMRindex: 5.640 OTindex: 1.132 |
Wat een goed stel mensen, die zou je standaard in je bus moeten hebben. Die weten van wanten en van ganzen | |
18-07-23 11:26:52 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
2.3: Duif op ‘t terras Die volgende melding was een duif, een jonge, die zich op een terras had verstopt. Oké, het zal wel. Ik zal er maar heen tijgen en dan zie ik wel hoe de vlag erbij hangt. Ik keer de bus en rijd via de nabijgelegen parkeerplaats richting melding. Die zit diep in de krochten van de binnenstad. Op een gegeven moment kan ik niet verder, maar volgens het domdommetje ben ik er ook zowat. Ik stap uit en kijk om me heen. Adres is niet één twee drie te zien. Ik vraag aan een voorbijgangster en die wijst me dat ik nog iets verder moet, langs de paaltjes en dan op het plein, daar moet ik wezen. Op dat plein zie ik waar ik eigenlijk ben. Ik had beter van de andere kant kunnen komen, daar zijn de reguliere parkeerplaatsen. Maar op dat plein moet ik zijn. Vol met terrassen. Maar welk terras? Ik vraag weer aan een dienstertje. Diagonaal oversteken en dan ben ik er. Aan de overkant van het plein stap ik de horecagelegenheid binnen en vraag opnieuw. Dit blijkt het juiste adres. Hier moet ik zijn. Een man loopt met me mee naar buiten. Daar is een grote zware houten bank. Daarachter zit de duif. Ik kijk over de rugleuning en daar zit ‘ie. Ik probeer hem te pakken maar dat gaat mis. Hij verstopt zich onder de bank. Ik kan hem niet meer zien en niet meer voelen. Ik vraag de man of de bank vooruit kan, maar die is te groot en te zwaar om te schuiven. Mijnheer komt met een elektrische schroevendraaier en we proberen een aantal planken weg te halen. Helaas zit die bank zo in elkaar dat even een plankje losschroeven ook geen doen is. Eerst het voeteneind, dan de zitting en als laatste de rugleuning. Niets werkt. Maar op een gegeven moment kunnen we toch eronder loeren. Geen duif te bekennen. Waar zit dat gekke beest nou? Het enige plekje wat overblijft is de armleuning. Wonder boven wonder kan die wel losgeschroefd worden, en daar zit ‘ie. Kleine bezem erachter dat ‘ie niet terugwijkt en zo kan ik hem bij de kladden grijpen. Samen bekijken we het beestje. Inderdaad een jonge duif, maar al wel in de veren. Die moet vliegvaardig zijn. Ik zie geen beschadigingen of andere ongerechtigheid. Die moet ik dicht in de buurt op een rustig plekje uitzetten zodat óf zijn eigen kostje kan opscharrelen, óf zijn ouders kunnen hem verzorgen. Helaas is op dat plein een drukte van belang. Eindelijk is het mooi weer geworden en de terrassen zitten vol. In overleg met de melder breng ik het dier één straatje verder aan de oever van de rivier naast de brug. Daar is het relatief rustig. In een hoek staat een soortement kunstwerk. Achter dat kunstwerk zet ik het diertje neer. Daar struikelt niemand erover en kan ‘ie rustig op verhaal komen. Ik blijf nog even kijken, maar het beestje blijft rustig zitten. Die heeft nog wat tijd nodig. Ik ga terug naar de bus en met veel pijn en moeite weet ik de bus te keren en kan de binnenstad weer verlaten. | |
21-07-23 11:44:17 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
2.4: Dakvlieder Laat in de middag komt de volgende melding. Een jonge vogel op een balkon die niet weg kan komen. Dit keer in het stadje aan mijn kant van de rivier. Het adres blijk een appartement boven een plaatselijke supermarkt te zijn. Ik bel aan en de gemeenschappelijke voordeur gaat open. Als ik aanbel op het adres doet een jonge vrouw open. De melder. Binnen in de woonkamer zit een peutertje in een kinderstoel te huilen. “Hij huilt altijd als de bel gaat. Waarschijnlijk nog niet gewend, ik woon hier pas twee maand”, zegt de vrouw. Zij gaat me voor naar boven naar het balkonnetje. Daar zit in een hoekje een jonge scholekster. Die is gegarandeerd van het dak af gemieterd. Scholeksters broeden nog wel eens op platte daken. Als de kuikens uit het ei komen kunnen ze direct goed lopen. Die beesten rennen letterlijk alle kanten op. Nestvlieders noemen ze dat. Natuurlijk hebben die beestjes geen idee dat ze op een dak zitten. Ze lopen dan ook wel eens een stukje te ver en donderen vervolgens van het dak af. Dankzij de rudimentaire vleugeltjes, de dons en het lichte gewicht gaat dat meestal wel goed, maar soms komen ze ongelukkig terecht. In dit geval liep het beestje als een kievit (ook een nestvlieder). Hij himpelde een beetje maar kon goed voort. In zo’n geval is de oplossing simpel: terugplaatsen op het dat en hopen dat ‘ie er niet weer vanaf dondert. Ik vraag of mevrouw een keukentrapje heeft of zoiets. Nee, dat had ze niet, maar ze kon er wel eentje lenen van de buren. Een minuutje later was ze terug met een goede keukentrap. Stevig neergezet aan de rand van het dak en erop geklommen. Op het platform kwam ik tot borsthoogte aan het dak. Ver genoeg. Ik zet het beestje op het met dikke kiezels bedekte dak en onmiddellijk zet het gekke beest het op een lopen. Eventjes gewacht en binnen de drie minuten cirkelde er al een volwassen scholekster boven. Vast één van de ouders. Alle vertrouwen dat het zo wel goed gaat. Mevrouw: “Als ik geweten had dat het zo simpel was had ik dat ook wel zelf kunnen doen”. Dat is meestal het geval. Maar je moet wel weten wat je in een bepaalde situatie het beste kunt doen. En daar is ervaring voor nodig. We praten nog even over hoe en wat. Dan vouw ik het trapje in en geef het aan mevrouw. Samen lopen we naar de voordeur en nemen afscheid. | |
22-07-23 09:10:45 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
3: En toen waren er drie “And then there were three” album van de groep Genesis 3.1: Van twee naar drie In de loop van de ochtend moest ik twee honden ophalen die naar de dierenarts moesten. Op tijd onderweg en, uiteraard, ook op tijd aangekomen. Zelfs nog ietsje te vroeg. De verantwoordelijke persoon zag me al aankomen en terwijl ik bij de receptie meldde dat ik twee honden kwam ophalen was hij al bezig mijn bus in te laden. Het bleek dat ik niet twee, maar drie beesten meekreeg. Eentje ging in de reguliere kooi en de andere twee, beide bordercollies, samen in een grote opvouwbare transportkooi. Bordercollies zijn van die relatief kleine, erg actieve schapendrijvers met meest een zwart-witte tekening. Het andere hondje was een pup, een jonkie die zich heel erg eenzaam voelde en als hij inderdaad alleen was constant liep te jammeren. Maar eenmaal in de kooi naast die twee bordercollies had hij aanspraak genoeg en bleef hij rustig. Op naar de dierenarts. Daar de boel maar in twee ploegen gesplitst. Bordercollies zijn heel actieve beesten waar je, zeker als het er twee zijn, de handen aan vol hebt. Binnen bij de dierenarts met de twee, de pup moet ondanks zijn gejammer maar even wachten in de bus, plaatsgenomen in de wachtruimte. Toen de receptioniste tijd had de honden gewogen. Gelukkig had ik voor elke hond een staatje meegekregen met onder meer de voorgeschiedenis, de naam en een foto van het beest. Daarmee konden we, de receptioniste en ik, die twee uit elkaar houden. De tekening was voldoende verschillend om de dieren te identificeren. Toen ik aan de beurt was ging ik met beide beesten in de behandelkamer. Probeer maar eens een actieve hond op de behandeltafel te krijgen en te houden, vooral als zijn collega beneden blijft. Maar het lukte. De beesten waren allebei heel erg gezeglijk, al hadden ze weinig geduld. Het enige wat een beetje problematisch was, was het temperaturen. Dat vonden ze geen van beide prettig al lieten ze het uiteindelijk wel toe zonder happen. Toen het onderzoek klaar was ging de arts de status bijwerken en bracht ik de beide bordercollies terug naar de bus en haalde de pup, die heel zielig in zijn hok zat te piepen. Beestje op de arm genomen, ik kon zo snel geen geschikte lijn vinden, en werd beloond met een natte hals. Binnen kon ik gelijk doorlopen. Ook dit beestje kreeg een compleet onderzoek “Hij is wel wat mager”. Temperaturen was ook hier geen favoriete behandeling, maar ja, je hebt het niet voor het zeggen bij de dokter. Algehele conclusie was: het beestje is aan de magere kant. Voor de rest zo gezond als wat. Met die informatie kon ik de drie honden terugbrengen naar het asiel. In het asiel was er één en ander te doen. De twee bordercollies zitten vooraan in de bus, die laad ik het eerst uit. Bij de receptie moet ik even wachten tot er iemand komt om de beesten van me over te nemen. Bij de balie staat een echtpaar dat in gesprek is met de receptioniste in verband met het ophalen van een hond. Ik volg het gesprek half en dan blijkt dat de op te halen hond de pup is waarmee ik net naar de dierenarts ben geweest. Dan haal ik de pup maar uit de auto en kan het beestje direct aan de mensen overhandigen. Daarmee is mijn aandeel volbracht en kan ik weer op huis aan. | |
23-07-23 14:00:08 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
3.2: Twee fuutjes Laat in de middag krijg ik weer een telefoontje. Dat gaat over twee jonge fuutjes die eenzaam aangetroffen zijn in een watertje nabij een dorpje aan de oude zeedijk. Centrale had allereerst advies gegeven om het nest te zoeken en de beestjes in nabijheid van dat nest uit te zetten. Dat was geprobeerd, maar de aanwezige futen verstootten de jongen: Het was niet het juiste nest. Daarop werd mij gevraagd om in situ een kijkje te gaan nemen. Het dorp is een oud dijkdorpje waar de doorgaande weg aan de binnendijkse kant is gelegd. De oude zeedijk is zodanig smal en bochtig dat het zelf met de dierenambulance een opgave is om daar te rijden. Toch moest ik er langs. Zoveel alternatieven zijn er niet en ik moest aan het buitendijkse gedeelte zijn. Er gaat vanaf de zeedijk een smal weggetje langs een diep. Aan dat diep staan een hele batterij vakantiehuisjes. Bij één van die vakantiehuisjes moest ik zijn. Gelukkig had ik domdommetje, want als je daar onbekend bent vraag je je af waar je nú in hemelsnaam weer bent beland. Op een gegeven moment zat ik met m’n linkerspiegel zowat tegen een paal en met de rechterspiegel in de struiken. Het was niet echt breed. Maar domdommetje had gelijk. Na verloop van tijd kwam ik bij een rij vakantiehuisjes aan het water. Bij één ervan kon ik zelfs de bus min of meer fatsoenlijk parkeren en dat was nog wel het adres waar ik wezen moest ook. Op dat adres was een groepje jongelui bezig met voornamelijk watergerelateerd vermaak. Een paar waren zo rond de achttien en er waren wat van een jaar of twaalf, dertien. De oudsten lieten mij een emmer zien waarin luid piepend de fuutjes zaten. Volgens het verhaal waren ze eenzaam aangetroffen, hadden ze gepoogd om het nest te vinden om ze terug te zetten maar daarin niet geslaagd. Niet zo verwonderlijk, futennesten zijn niet altijd even goed vindbaar. In principe is vrijzetten de beste optie, de ouders herkennen hun spruiten en nemen dan de zorg weer op zich. Maar aan de hand van het verhaal, bovendien waren de knapen vrij serieus, leek het me toch maar beter hulp te vragen. Mobieltje had weer eens kuren, maar uiteindelijk kreeg ik de opvang aan de lijn. En die zei precies hetzelfde, maar dan een stuk beter gefundeerd. Bovendien, en daar had ik nog niet eens aan gedacht, futen zijn vrij schuw. Als er ergens een hoop gedoe is blijven ze weg. Met een stel jonge knapen heb je altijd een hoop gedoe. Maar met het advies in de hand, spreekwoordelijk dan, de jongens gezegd dat ze de jonkies moesten vrijlaten zoveel mogelijk in de buurt van de vindplaats. Die was aan het steigertje van het huisje. Daarna flink afstand nemen van het water. Zo gezegd zo gedaan en inderdaad dook er binnen een mum van tijd een fuut op. Alle kans dat dit een van de ouders was. Met dat resultaat vertrok ik. Bus gekeerd op het bleekveldje en weer terug door de krikkemikken. | |
24-07-23 11:43:15 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
3.3: Geplukte zwaluw Inmiddels was de volgende melding ook binnengekomen. Dat was over een gewond vogeltje. Kan natuurlijk van alles zijn. Het adres van de melding komt me vagelijk bekend voor alsof ik er al eens vaker geweest ben, maar ‘t belletje gaat nog niet over. Ik ga in de richting. Hoewel het adres de naam van de stad bevat kom ik toch in het buitengebied terecht. En dan zie ik het. Een aantal weken terug heb ik aan hetzelfde weggetje een dode kat uit de berm gehaald. Dit keer moet ik nog een paar boerderijen verder zijn. Bijna aan het einde van het weggetje is een boerderij met een soortement Bed & Breakfast. Op het erf staan een aantal personenauto’s geparkeerd. Ik zet de bus erbij en stap uit. Eerst maar iemand opsnorren die bekend is met de situatie. Als ik uitstap en in de rondte kijk waar de ingang nou eigenlijk is komt uit een bijgebouw een meisje. Aan de kleding te zien een paardenverzorgster. Ik zeg dat ik voor de vogel kom. “Loop maar mee”, zegt ze, en gaat voor naar een stalgebouw. In dat stalgebouw komt een vrouw tegemoet. Waarschijnlijk had ze me al gezien, want ze had een kartonnen doos in de handen met daarin de bewuste vogel. Doos opengemaakt, en daarin zit een zwaluwtje. Een paar veren hangen er slordig bij en er is wat bloed te zien. Maar geen duidelijk verwonding. Goede vraag. Geen idee of het ernstig is of niet. Ik zeg tegen mevrouw dat ik het zal opnemen met de opvang en neem de vogel over in een transportbox. De eerste opvang geeft geen antwoord. Dat kan. Het is een eenmansopvang en de beheerder heeft ook andere werkzaamheden. Dan maar opvang nummer twee. Die ligt wat verder weg in de grote stad. Daar kan ik wel langskomen. Op de opvang overhandig ik de zwaluw. Medewerkster plukt een beetje aan de veren en fatsoeneert één en ander. Onmiddellijk ziet het beestje er een stuk beter uit. “Die gaat ‘t wel redden, dat van die veren is maar oppervlakkig, dat zit niet in het leven. En die verwonding? Dat geneest wel”. Ik kan weer op huis aan. | |
25-07-23 09:09:17 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
3.4: Ekster in gevecht De andere dag komt er weer een melding binnen. Een ekster die door een kat was gegrepen. Beetje domme ekster, dacht ik bij mezelf, eksters worden niet zo gemakkelijk door een kat gepakt. Andersom is waarschijnlijker. Eksters zijn agressieve vogels die met een clubje van een stuk of drie een kat aardig het leven zuur kunnen maken. Ik ga onderweg. Bij de melder aangekomen blijkt het te gaan om een ekster die wel heel stevig te grazen is genomen. Een gat in de rug en flinke wonden aan de dijen. Dat ziet er echt niet jofel uit. Ik spreek met de melder, een jonge man. Een kat had hij eigenlijk niet gezien, maar wel een paar andere eksters. Dat klopt beter. De verwondingen doen eerder denken aan een roofvogel dan aan een kat. Als ik de opvang bel beaamt die dat. Zeker als er andere eksters in het spel zijn. Eksters zijn flink territoriaal en kunnen elkaar fors toetakelen. Ik kan de ekster komen brengen. “Zet maar in een doos op het aanrecht, dan kom ik er zo wel naar kijken”. | |
26-07-23 19:10:29 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
4: Hoge nood 4.1: Twee honden om de noord Dit keer een wat langere asielrit. Dat is een rit die gemaakt wordt in opdracht van het asiel. Twee honden moeten een goede honderd kilometer naar het noorden gebracht worden, naar een opvangcentrum. Als ik aankom bij het asiel om de dieren op te halen is het even een geharrewar. Maar dan komt één van de hulpen met hond nummer één. Een husky. Beest is alleen maar geïnteresseerd in het besnuffelen van een rek met hondenvoer. Kennismaken is schijnbaar niet nodig. Maar het dier is volgzaam genoeg. Als ik hem meeneem naar de bus en in de kooi geleid doet ‘ie dat zonder bezwaar. Als ik terug ben om de volgende op te halen vraag ik hoe groot deze is. Het blijkt een golden retriever. Die kan ik niet bij de husky in de kooi persen en de bakken die ik heb zijn te klein voor zo’n beest. “Maar wat dan”? vraagt de hulp. Vorige keer (3.1: Van twee naar drie) kreeg ik van één van de andere krachten een opvouwbare kooi. Die staan in het schuurtje. Even later komen de hulp met nog iemand de vouwkooi brengen. Kooi opgezet, in de bus gezet, dat past alsof het ervoor gemaakt is, dekentje onderin en dan de hond. Ook dat is geen enkel probleem. Ik kreeg wel de vraag om de lijnen mee weerom te brengen. “Anders zijn we die kwijt”. Via de snelweg is het een goed uur. Het verkeer valt mee, ik kan gewoon honderd doortuffen op de snelweg. Na de snelweg kom ik via steeds kleiner wordende wegen bij de opvang die gevestigd is in een (voormalige) boerderij. Er is een deur met het opschrift “ingang”. Ik stuiter naar binnen. Niemand te bekennen. Misschien verderop. Een deurtje verder zie ik een juffertje bezig bij de hokken. “Vollek”! Juffertje kijkt op en komt op me toe. “Ik kom twee honden brengen uit het asiel in de grote stad” zeg ik. “Oké”, ze was ermee bekend. Samen naar de bus en daar bevrijden we de eerste, de golden retriever. Die had zichzelf in de kooi van de lijn weten te bevrijden en loopt voor ik door heb dat de lijn niet vast zit ongecontroleerd het erf op. Oeps. Ik ga achter haar aan (het is een teef) en roep iets van “Ho, stop”. Beest stopt en valt op haar zij. Die is gegarandeerd niet altijd even vriendelijk behandeld als ik dat gedrag goed interpreteer. Maar we hebben haar. Zonder moeilijkheden doet het juffertje een meegebrachte lijn om. Beest staat weer op en loopt gedwee mee de boerderij in. Dan nummer twee. De husky. Die heeft de lijn nog om, gelukkig. Die is wat minder geneigd om mee te lopen. Snuffelen aan de bomen en uiteraard markeren. Juffertje is inmiddels terug om ook deze hond in ontvangst te nemen. Eerst haar lijn vastmaken en dan de mijne los. En daarmee is de procedure beklonken. Papierwerk was er niet, alles was al in kannen en kruiken. Ik kon weer terug naar het asiel om de kooi, de deken en de twee lijnen terug te brengen. | |
27-07-23 11:38:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
4.2: Gegrilde merel Terug in het asiel loop ik de chauffeuse van de andere bus tegen het lijf. Die heeft het druk en vraagt of ik meldingen van haar kan overnemen. Gedurende de tijd, zo’n drie uren, dat ik om de noord zat moest de andere bus beide gebieden waarnemen. Soms is dat geen punt, soms ren je je een ongeluk. Maar ik was klaar met mijn opdracht en kon dus het één ander overnemen. Dat waren twee meldingen. De eerste van een merel die in de gril van een auto terecht was gekomen en daar tussenuit gepulkt was. De tweede was van een overleden kat. Die tweede viel onmiddellijk af. Die viel, net, buiten ons werkgebied en daarvoor moest een collega uit een andere regio voor opdraven. De grenzen lopen via de gemeentegrenzen en die zijn niet altijd even logisch, vandaar dat centrale de melding in eerste instantie geaccepteerd had. Ik kreeg voor de merel een adres op met als toevoeging dat ik net om de hoek op een ander adres de oprit moest hebben. We zullen wel zien, meestal worden dat soort instructies vanzelf duidelijk als je de situatie in het echt beschouwd. In dit geval dus niet. In eerste instantie rijd ik het adres vierkant voorbij, en als ik de juiste zijstraat gevonden heb is er geen oprit op het aangegeven adres. Dus bel ik de melder op. Die vraagt: “Sta je bij de stoplichten? Goed, dan kom ik naar buiten”. Blijkt dat ik de oprit tegenóver het adres moest hebben. Dat leek de oprit van een bedrijf, maar was van een woonhuis. Probleem opgelost. Nu de merel. Die had een flinke tik gehad, zodanig dat ik er weinig fiducie in had. Volgens mij een enkeltje, maar natuurlijk kan ik me vergissen. Eerste opvang: geen gehoor. Het is zaterdag vroeg in de avond, een hoop instanties vieren het weekend. Tweede opvang, op het telefoonnummer voor na kantooruren: “Als het beestje er zo slecht aan toe is kun je er beter mee naar een dierenarts”. Overleg met de centrale, ik ken die vent persoonlijk en hoewel hij veel meer met beesten en natuur bezig is dan ik weet hij in dit specifieke geval weinig méér. Ga je naar een dierenarts met een jonge merel, dan brengt dat kosten met zich mee. Niet dat we, de centralist en ik, daar nou zo mee zitten, maar het is toch een overweging. Kosten versus baten. Wat voor kans heeft die vogel en heeft ‘ie nadien nog een vogelwaardig bestaan? Centralist gaat bellen met één van onze vaste dierenartsen om hom of kuit te krijgen. Ik wacht rustig af, merel in een bakje. Centralist belt terug. Hij heeft de man van de eerste opvang op zijn huisadres te pakken gekregen. Ik kan daar de merel langs brengen. “Zet ‘m maar in een doos bij de voordeur, dan vind ik hem wel”. Als ik daar mee bezig ben komt de centralist met de volgende melding. | |
27-07-23 12:20:42 | allone Oudgediende WMRindex: 52.000 OTindex: 93.451 |
smaakt dat, gegrilde merel? arm dier, hoe loopt het af? jonge dieren maken wel vaker fouten, gebrek aan ervaring.. | |
28-07-23 09:52:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
Quote @allone: Geen idee. Ik lever de beesten alleen maar of bij de geëigende opvang. Ik hoor maar zelden hoe het afloopt met zo'n beestje.arm dier, hoe loopt het af? Soms wel, zoals laatst met een nest met ooievaars. Maar dat verhaal komt nog. | |
28-07-23 09:56:44 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
4.3: Verlaten ooievaars Deze melding is in eerste instantie wat verward en ongebruikelijk. Het betreft vier jonge ooievaars die in een nest zitten en waar de ouders niet meer komen voeren. Dat is normaal gedrag van een ooievaar. Op een gegeven moment houden papa en mama ooievaar het voor gezien en moeten de jongen het zelf uitzoeken. Soms zijn papa en mama daar te vroeg mee en dan komen de jongen om van de honger. De melding geeft de indruk dat hier iets dergelijks aan de hand is. De vraag is dan of je moet ingrijpen in een natuurlijk proces. Natuurlijk is dat zielig voor die jonge ooievaars, maar een dergelijk gedrag heeft zich niet voor niets zo ontwikkeld. Het begroot mij ook de tenen uit als ik beesten moet laten doodgaan. Daarom ben ik niet bij de dierenambulance. Maar je moet wel reëel blijven. Natuur blijft natuur en in de natuur gaan dieren dood. In dit geval was er iemand die het nest in de gaten hield. Ook de boer op wiens erf de paal staat hield een oogje in het zeil. Samen hadden ze waargenomen dat eerst vader ooievaar en later moeder ooievaar het met voeren voor gezien hield. De waarnemer is toen eendagskuikens gaan halen en heeft die met behulp van de boer en zijn trekker met laadschep in het nest gegooid. De laadschep kwam halverwege de paal en zo kon ze het net redden. Dat hebben ze twee dagen volgehouden en toen vonden ze het welletjes. Voor zover ze konden zien waren er twee jongen al overleden. Op dat punt hebben ze toch maar de dierenambulance gebeld. Probleem voor de dierenambulance was: Hoe kom je bij dat nest. Een eibernest op een paal, 8 á 10 meter hoog, daar kom je niet bij. Daarom schakelde de centrale de brandweer in. Die hebben spullen die dat wel kunnen reiken. Dus de brandweer kwam met een bluswagen (voor de mankracht) en een hoogwerker. De hoogwerker parkeerde midden op de weg, het nest was niet ver van de weg gesitueerd, en blokkeerde zodoende alle verkeer. Maar dat kon zonder veel moeite over het fietspad geleid worden. Hoogwerker omhoog, mannetjes in het bakje. Mijn twee grote transportbakken mee om de ooievaars in te doen. Vraag van de brandweer: moeten we nog oppassen voor vogelgriep of andere zaken? Kans op vogelgriep is marginaal. Één van de vogels was van onderaf duidelijk zichtbaar en vertoonde absoluut geen symptomen. Dat zegt niets over de overige populatie maar is wel een indicatie. Verder is vogelgriep maar hoogst zelden overdraagbaar op mensen. Het kan maar is erg zeldzaam (over de hele wereld kun je het aantal bekende gevallen op de vingers van één hand tellen). En als je het krijgt zijn de symptomen mild: lichte griep. In andere zoogdieren is het overigens wél vaker aangetoond. Vogelgriep is in dit geval geen punt. Wel moeten de brandweerlieden oppassen voor de snavels. Mijn eigen ervaring met ooievaars is dat het wel meevalt. Reigers zijn wel berucht. Die pikken naar de ogen. Maar toch is zo’n snavel een geducht wapen. Toch maar uitkijken voor alle zekerheid. Ooievaars uit het nest geplukt, alle vier. Één bleek inderdaad dood, één had nog een beetje leven en twee waren goed te pas. De boel opgeruimd. De drie overlevers gaan naar de opvang in de grote stad en de dode heb ik op de terugweg teruggegeven aan de natuur. | |
29-07-23 10:03:38 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
5: Als een dood vogeltje Gezegde: hulpeloos 5.1: Gemaaide duif De eerste melding van de dag betreft een duif die in een grasmaaier terecht was gekomen. Volgens de melder was het dier gewond maar nog wel in leven. Een beest in een grasmaaier roept natuurlijk onmiddellijk gruwelijke beelden van afgerukte ledematen en open botbreuken op. Eerst maar eens kijken. Plaats delict is de plaatselijke voetbalvereniging. Ik ben al vaker daar in de buurt geweest. De eerste keer was voor mij erg verwarrend omdat de naam van de vereniging dezelfde is als in mijn geboorteplaats, die buiten onze regio valt. Ik ga onderweg. Eerst even opbellen om door te geven wanneer ik er kan zijn, mijn aanrijtijd is ruim een half uur. Geen contact. Dan maar op de bonnefooi. Tien minuten onderweg, ik ben net halverwege de polder, gaat de telefoon. Het is de melder die terugbelt. Met een sterk lokaal accent, maar daar ben ik wel aan gewend. Ik praat dat taaltje ook tot op zekere hoogte. “Met twintig minuten ben ik er” kan ik melden. Ik rij verder en kom aan bij de hoofdingang van de voetbalvereniging. Geen levende ziel te bekennen. Geen dode ook. Het complex is verscheidene velden groot, dus eerst maar eens op snor gaan naar een grasmaaier. Ik kom een trekker tegen die bezig is afgewaaide takken en dergelijke af te voeren. Chauffeur keurt me geen blik waardig. Dat is in iedere geval niet de melder. Dan gaat de telefoon. De melder weer. Hij zat er aan te komen. En inderdaad. Luttele minuten later komt er een grote zitmaaier aangereden. In de cabine zit een man. Hij steekt de hand op. De melder. Ik loop op hem toe en hij doet het raampje open. “Hier zit ‘ie” zegt hij. En inderdaad aan zijn voeten zit een duif. Op het eerste oog intact. Als ik het dier met een beetje moeite oppak en wat nader inspecteer blijkt hij inderdaad een wond aan de vleugel te hebben. Het beestje fladdert anders aardig en schijnt weinig last te hebben van deze verwonding. Met andere woorden: een klantje voor de opvang en een gerede kans op een voorspoedig herstel. Daarmee neem ik afscheid van de melder en terug in de bus bel ik de opvang dat ik er met een grasmaaislachtoffer zit aan te komen. Eerste reactie is “Ai”, maar als ik het hele verhaal doen kan ik doorkomen. “Zet maar in een doos op het aanrecht. Dan kan ‘ie op verhaal komen tot ik tijd heb om naar ‘m te kijken”. | |
30-07-23 10:04:49 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
5.2: Vliedend nest Als ik bezig ben met de administratieve afhandeling van de vorige melding komt er een appje door. Over ooievaars die met nest en al tijdens de storm van gisteren uit de boom zijn gewaaid. Er is geen adres, maar ik moet de dijk volgen tussen twee dorpjes en dan de eerste zijweg links. Ik ben bekend met die dijk en de enige zijwegen die ik ken lopen dood in de uiterwaard of komen uit bij een (fiets)veer. Maar we zullen wel zien. Er is een telefoonnummer dat ik kan bellen mocht ik er niet uit komen. Ik rijd naar het eerste dorpje, ga de dijk op en volg deze richting dorp nummer twee. Kort na het eerste dorpje is een weggetje links dat naar een paar huizen leidt. Ik rijd er in en zowat aan het einde staan twee mensen te praten. Ik stop, stap uit en vraag naar de ooievaars. De mensen kijken me bevreemd aan. “Er is wel een nest iets verderop, maar dat is intact”. Na even praten pak ik de telefoon en bel de melder. Blijkt dat hij dit weggetje niet heeft meegeteld. Ik moet nóg een weggetje verder zijn. Er staat iemand op een scooter op de uitkijk. Het is te smal om te keren en ik moet dan ook een goede honderd meter achteruit over een paadje dat voornamelijk bestaat uit twee bandensporen. En ik bén al zo’n held in achteruitrijden. Ik zit dan ook een paar keer in de struiken maar uiteindelijk kom ik op een plek waar ik de kar in de rondte kan gooien. Ik de dijk weer op en ga verder, op zoek naar die scooter. Na een paar kilometer staat er inderdaad iemand met een scooter. Hij zwaait en ik geef een seintje met de zwaailichten. Ik rijd de dijk af en de scooter gaat me voor de uiterwaard in. Bij de rivier maakt het pad een haakse bocht naar links. Nog een stuk verder staat een auto geparkeerd en staan een paar mannen te praten. Ik zet de bus midden op het pad, ergens anders is geen ruimte, en stap uit. De man op de scooter is afgestapt en komt op me toe. “Daar zitten ze” wijst hij. Midden over het pad is door de storm van gisteren een boom omgewaaid. In de boom zat een ooievaarsnest met kuikens. De ouders mankeert niets, maar twee van de jongen liggen tussen de takken van de omgevallen boom. Één ervan heeft, volgens één van de mannen, een gebroken poot. Ik haal het grote net en twee grote transportbakken uit de bus. Twee jongen, twee bakken, dat gaat. Ik loop met het net in de hand op het dichtstbijzijnde jong af. Die probeert onbeholpen weg te komen tussen de takken. Dat lukt niet en ik kan hem, zonder net, zo oppakken. Ik til hem overeind en warempel, hij kan staan. En probeert uiteraard weer de bosjes in te duiken. Dat gaat dermate onbeholpen dat ik hem weer oppak en in één van de boxen deponeer. Op naar nummer twee. Die heeft de procedure gade geslagen en probeert ook weg te komen. Helaas voor hem staat aan de andere kant van de omgevallen boom nog iemand. Die pakt de ooievaar op en komt tussen de takken door mijn kant op. Dit is degene met de gebroken poot. Ik bekijk het beest. Of er sprake is van een gebroken poot kan ik niet beoordelen, maar de linkerpoot staat er wel scheef onder. Kan ook een dislocatie of nog wat anders zijn. Ook deze gaat in een bak. Ik praat nog even met de mannen over hoe en wat en stap vervolgens in de bus. Daar probeer ik de opvang te bellen. Geen gehoor. Eerst maar een stukje de goede kant op rijden en dan nog eens proberen. Een stuk achteruit en daar is een plekje waar ik met moeite kan keren. Ik durf niet te ver de berm in. Voor je het weet zit je vast. Maar het lukt. Aan het begin van de stad is een parkeerplekje. Daar stop ik en probeer opnieuw de opvang te bellen. Exact op hetzelfde moment wordt ik door de opvang gebeld. De beheerder zat in het bos en had daarom tijdelijk geen bereik. Ik vertel van de ooievaars. Prima, zegt de opvang. Zet ze maar in hok twee. Daar zitten nóg twee ooievaars die hetzelfde is overkomen. | |
31-07-23 09:25:52 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
5.3: Koolmees met kuren Een tijdje later komt de volgende melding. Over een zieke koolmees. Hij ligt op z’n rug maar hij leeft nog. Tegenover de centrale uit ik mijn twijfels over de levensvatbaarheid van een koolmees die op z’n rug ligt. Een vogel op de rug is één van dé symbolen voor een overleden beest. Maar goed. Melder bezweert volgens de centrale dat het beestje nog leeft. “Ga toch maar even kijken” zegt de centrale. Dus ik stijg in de bus en ga onderweg. Het adres is in een stadje aan mijn kant van de rivier. Melder had tegen de centrale gezegd dat zij niet thuis was, maar dat haar dochters dienst deden. Die hadden strenge instructies om voor niemand de deur open te doen maar als iemand met een jasje van de dierenambulance voor de deur stond ze toch open mochten doen. Toen ik bij het adres voor de kant kwam en uitstapte stonden drie orgelpijpen al op de oprit te wachten. De oudste was een beginnende puber en de andere twee jonger. Ik word via de garage meegetroond naar de vogel in kwestie. Inderdaad een meesje en inderdaad liggend op de rug. Maar wel zo dood als een pier. “Een uur geleden leefde hij nog” zegt het oudste meisje. Ik laat het beestje aan de verzamelde dames zien en deze moeten toegeven: er zit weinig leven meer in. Ik doe het beestje in een meegebracht bakje en zeg dat ik er verder voor zal zorgen. Hoe, dat laat ik in het midden. Ik bedank de meisjes voor de melding en ga af op de volgende melding die inmiddels al is binnengekomen. | |
01-08-23 09:24:07 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
5.4: Duif en raam Die volgende melding was ook weer een vraagteken. Een duif was tegen het raam gevlogen, opgeraapt en vervolgens de dierenambulance gebeld. Centrale geeft eerst de gebruikelijke riedel van hoe te handelen: “Op een zeeziekvrij plekje neerzetten, zodanig dat er geen andere dieren bij kunnen komen en dan rustig afwachten”. Het kan uren duren voordat zo’n beest weer boven z’n theewater is, maar het beste wat je kan doen is gewoon afwachten. Negenennegentig van de honderd keer vliegt het beest vanzelf weer weg als ‘ie weer bij zinnen is. In dat ene andere geval helpt shock therapie: er op toe lopen en proberen vast te pakken. Daar schrikt zo’n beest zo van dat ‘ie het alsnog op een vleugels zet. Maar melder was persistent. Er moest en zou hulp komen. Het adres was in de stad. In de meeste gevallen ben je er als dierenambulance niet voor de dieren, maar voor de mensen die zich geen raad weten. Denkelijk was dit zo’n geval. Vanaf het laatste adres was het tien minuten rijden. Een kwartier als de brug tegen zit. Dus onderweg naar de duif. In een nieuwbouwwijk met allemaal nauwe doorgangetjes en doodlopende einden. In zo’n geval is een domdommetje toch wel makkelijk, je zoekt je anders een ongeluk. Aangekomen op het adres stap ik uit, pak een transportbox en bel aan. Een vrouw in verpleegstersuniform doet open. Achter haar een jochie van een jaar of zeven. Mevrouw gaat me voor naar de achtertuin. Daar zit in een doos de duif. Ik haal het beest er uit. Hij is flink levendig. Geen verwondingen of breuken zover ik kan beoordelen. Maar mevrouw is bang van vogels en heeft daarmee jochie ook aangestoken. Als ik vraag of hij de duif even wil vasthouden kruipt hij weg achter moeders. Ik doe de duif in een bakje. Ik zeg dat ik hem voor alle zekerheid naar een opvang zal brengen. Mevrouw vind dat prima. Als zij er maar vanaf is. Terug in de bus bel ik de opvang voor advies. Die zegt dat als ‘ie goed kan fladderen hij op een vrij veldje in de lucht gegooid kan worden. Lukt dat niet dan toch maar naar de opvang brengen. Zo gezegd zo gedaan. Beest fladdert een beetje en komt binnen twee meter weer op de grond. Dat ziet er toch wat minder jofel uit dan ik verwacht had. Ik probeer hem weer te pakken, maar dat lukt niet zo één twee drie. Dan maar de jas erover. Een gezonde vogel krijg je op die manier niet te pakken. Toch maar naar de opvang ermee. | |
02-08-23 11:40:57 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
5.5: Twee kittens en een jonge duif Eerste melding van de dag is een kitten, een jong katje, dat is aan komen lopen bij iemand met een beperking, die woont in een zogeheten “begeleid wonen traject”. Normaal mag deze dame niet dit soort beslissingen nemen, daar is haar mentor voor, maar het is zaterdag en de mentor is pas op maandag weer ter beschikking. Maar mevrouw is voldoende bij de tijd om te weten dat ze het diertje niet kan houden en dan moet het maar gelijk weg ook. “Anders ga ik me er aan hechten”. Was iedereen maar zo verstandig. Ik erheen. Geen idee wat me te wachten staat, de definitie van “Iemand met een beperking” is zodanig vaag dat ik me er nauwelijks iets bij kan voorstellen. Maar als ik aankom, een gewoon rijtjeshuis in een moderne woonwijk, valt het me honderd procent mee. Mevrouw is goed aanspreekbaar en we hebben een heel gesprek over katten en dergelijke. Ook is ze heel reëel over het overdragen van het beestje. Beestje is naar mij toe wantrouwig maar hele goede vriendjes met mevrouw. Mevrouw zet het beestje in de meegebrachte transportkooi. Deurtje dicht, klaar. Dan vraagt ze of het beestje ook een chip heeft. Eerlijk gezegd was ik die hele chiplezer vergeten, dus ik zeg “dan gaan we dat even controleren, loop maar mee”. Samen naar de bus, beestje uit de kooi en de lezer in de nek gelegd. Inderdaad, geen chip. Beest weer terug. Nog even gesproken over de procedure en de kansen op een goede nieuwe baas. En dat was dat. Ondertussen was de volgende melding ook al binnengekomen. Beetje geharrewar over het adres. In de app stond Ocestraat, maar daarmee kwam ik uit in Warschau. Beetje uit de buurt. Uiteindelijk bleek het een straat te zijn waar de naam wel wat op leek. Fonetisch overgenomen natuurlijk. Maar ik wist waar ik wezen moest. Ook hier ging het over een gevonden kitten. Het was even zoeken. Eenrichting straatjes zaten even tegen en uiteindelijk moest ik op een parallelwegje zijn van de doorgaande weg. Als je het eenmaal weet is het allemaal zo duidelijk als wat. Maar dat is wel vaker zo. Ik bel aan en mevrouw de melder doet open. Ze gaat voor naar de huiskamer en daar zitten twee puberdochters, eentje zit met het katje op schoot te todden. Standaard situatie. De dochters zouden het liefst het katje houden en moeders ziet voornamelijk praktische bezwaren. Moeders probeert haar dochters met allerhande argumenten te overtuigen waarbij de hele doopceel van de familie de revue passeert. En ik sta daar maar met het bakje in de vingers. Uiteindelijk zijn de dochters overtuigd, al is het niet van harte. Ze zijn dan ook flink bezig geweest met het beestje. Met een pipetje laten drinken en dat soort dingen. Kat gaat in het bakje en ik neem afscheid. Ondertussen is melding nummer drie van de dag alweer binnen. Het gaat hard vandaag, nog geen twaalf uur en al drie meldingen. De derde melding betreft een jonge duif, net uit het nest. Het adres is vlak bij waar ik nog niet zo lang geleden voor een zwaan heen moest. Voordat ik daar was had die zwaan zichzelf al bevrijd. Maar bij deze melder is het hek op slot. Er is een belletje waar ik op druk even later komt rond het huis een vrouw aanlopen. “U komt voor de duif”? Ik volg mevrouw rond het huis naar de serre. Daar zit een jong duifje, nog vrijwel helemaal in de dons. Mevrouw had het een tijdje geobserveerd maar de ouders kwamen er niet bij en haar hond begon een ongezonde belangstelling te vertonen. Ongezond voor de duif dan. Ik praat even met mevrouw, eerlijk gezegd weet ik het ook niet. Ik neem de duif mee en terug in de bus bel ik de opvang. Die is kort en duidelijk. Terugzetten dat beest. Net als elke puber doet ‘ie meer dan hij aan kan. Is geen probleem, de ouders blijven voeren. Alleen zijn duiven veel minder frequent daarmee dan andere vogels. Één à twee keer per dag is normaal. Een duif heeft een krop en daarin zit het reservevoedsel waar het beest zo lang op kan teren. Gewoon op een plekje zetten waar de hond en eventuele katten er niet bij kunnen en dan gaat het vanzelf goed. Dus ik loop weer terug naar het huis en ga achterom: “vollek”. Mevrouw komt het huis uit en ik vertel wat de opvang had aangeraden. “Goh, dat zei mijn vader ook al, maar dat vertrouwde ik niet”. Even gediscussieerd over waar het beste was om het beestje neer te zetten. Maar ik kon het beestje gerust achterlaten en dan zou mevrouw het beestje later op de dag op een geschikt plekje, niet in de volle zon, neerzetten. Voor de rest van de dag geen meldingen mee gehad. | |
04-08-23 10:03:14 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
5.6: Gierende zwaluw De volgende dag in de loop van de middag gaat de telefoon. Een gierzwaluw is uit het nest gevallen. Ook dat gebeurt regelmatig. Terugzetten was geen optie, nest zat te hoog. Bovendien, er zaten meerdere nesten en niemand wist uit welk nest hij kwam. Daarop heb ik een hele discussie met de centrale. Vorig jaar heb ik precies zo’n situatie meegemaakt: een zwaluwnest was van onder de windveer gevallen en twee jongen hadden het overleefd. Die twee hebben we toen, op advies van de opvang, heel ergens anders in een zwaluwnest geduwd. Zwaluwen zijn perfecte pleegouders. Als die een open bekje zien douwen ze er voer in, of het nu van henzelf is of niet. Op basis daarvan zegt de centrale “ga er maar heen en zie wat je doen kunt”. Dus ik erheen. Het adres is in het stadje aan mijn kant van de rivier in weer zo’n moderne woonwijk waar je gierend verdwaalt als je geen goede kaart hebt. Er staan aardig wat auto’s geparkeerd dus douw ik de bus in een open plekje voordat ik bij het juiste adres ben. Vijf huizen en de hoek om, dat kan ik nog wel lopen. Op het juiste adres aangebeld. Moeder en dochter doen nagenoeg onmiddellijk open. Dochter, een jaar of veertien à vijftien, met een bakje met daarin de zwaluw. Inderdaad een heel jong beestje dat per ongeluk uit het nest is gedonderd. Overleg. Waar komt het vandaan. Mevrouw wijst naar boven, naar de daklijst. Daar zitten een stuk of wat nesten, verstopt onder de pannen. Elk jaar zitten daar nesten, zeker al een jaar of twaalf. ‘t Is wel hoog. Een metertje of zes, zeven. Twee dekken en dan nog een stukje schuin dak. Mevrouw zegt dat ze niet zo’n lange ladder hebben. Maar misschien de buurman. Wij naar de buurman. Die is vol goede wil maar heeft ook niet zo’n ladder. Maar, wacht even, de overbuurman, die heeft er wel een. Gedrieën gaan we naar de overbuurman en daar ligt inderdaad een lange ladder naast de oprit. Overbuurman zit in de tuin en geeft vanaf daar zijn toestemming om de ladder te gebruiken. Buurman en ik brengen de ladder in positie. Het is een oud beestje en niet echt voor de volle honderd procent gangbaar. Toch ziet ‘ie er degelijk genoeg uit. Als de ladder eenmaal staat ga ik naar boven. In mijn vorige leven heb ik dat vaker gedaan. Als je rustig aan doet en niet te veel naar beneden kijkt valt het best mee. Dochter reikt me het bakje met de vogel. Moeder hoopt dat het vogeltje niet zal vallen. Ik vraag daarop hoe het staat met de dierenambulance. Mevrouw heeft meer compassie met het vogeltje. Dierenambulance stuitert wel. Bovenin zie ik een aantal nesten onder de pannen. Één ervan heeft een spoor mest eronder, een ander is duidelijk bewoond. Ik stop het vogeltje in het eerste nest. Dankzij de mest zie ik dat het bewoond is. Als je een vogeltje in een leeg nest plaatst is het maar de vraag of het gevoerd gaat worden. Onderweg naar beneden houd ik het bakje waar het vogeltje in gezeten heeft scheef. Gelijk een kreet van beneden: “het vogeltje”! Maar die zit al hoog en breed in het nest. Onder aangekomen wordt ik geprezen voor mijn heldhaftig optreden. Nu maar hopen dat het beestje er niet opnieuw uit dondert. We brengen de ladder weer terug naar de overbuurman en ik neem afscheid. De verzamelde buren en hun kinderen blijven nog even over het gebeurde praten. Wel krijg ik nog een donatie voor de dierenambulance van mevrouw. Terug naar huis. | |
05-08-23 11:24:45 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
6: De politie is je beste vriend Slagzin van de politie 6.1: Politiekatjes Ik heb net, om zeven uur ‘s avonds, de dienst overgedragen gekregen van m’n collega als de telefoon gaat. Centrale. Een politie-eenheid heeft een melding gehad van (waarschijnlijk) gedumpte jonge katjes. Als een gewetensvolle hermandad zijn ze er op af gegaan en zijn met pijn en moeite aan het katvangen gegaan. De katjes lieten zich schijnbaar niet zó makkelijk vangen. Terwijl deze procedure lopende was kreeg ik de melding om alvast naar het politiebureau in de grote stad te rijden om daar de gevangen katjes in ontvangst te nemen. Aangekomen kom ik voor een slagboom te staan. Naast de slagboom een paaltje met een intercom. Het was na sluitingstijd dus ik druk op de knop van de intercom. Wonder boven wonder komt er iemand aan de lijn. Bij een vorige gelegenheid had ik op dat punt minder geluk. Nu wel. Ik meldde dat ik de katjes kwam halen. De andere kant wist van niks. Maar ze vroeg wel of dit al doorgegeven was. Uiteraard, ik kwam verdorie op verzoek van de politie aanrijden. Goed, de boom ging omhoog en ik kon de kar op de parkeerplaats neerzetten. Met een transportkooi naar de hoofdingang gelopen. Daar was een sluis met schuifdeuren. De eerste set ging automatisch open. De tweede niet. Maar er was weer een intercom. Knopje gedrukt. “Er komt zo iemand aan”. En inderdaad, een minuutje later komt er een koddebeier aanlopen met een doos in de handen. Doos op een bankje en mijn deur werd opengemaakt. Twee jonge katjes in de doos. Er was nog een derde maar die konden ze niet te pakken krijgen. De twee in de doos blazen als een gek. Goed teken. Daar zit nog zat leven in. Maar ik kreeg ze zonder scheuren in het vel de kooi in. Daar konden ze gezellig met mekaar kletsen. Terug naar de bus om ze naar het asiel te brengen. Dat is niet ver. Maar temet dat ik bij de bus ben krijg ik nog een oproep. | |