Dierenambulance 2 | |
05-08-23 11:42:15 | allone Oudgediende WMRindex: 52.000 OTindex: 93.451 |
en wat gebeurt er met het derde katje? Groot genoeg om alleen te overleven? | |
06-08-23 09:13:50 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
@allone: Geen idee. De agenten konden het beest niet te pakken krijgen. Meest waarschijnlijk is dat het verwildert. Tenzij het sterft. | |
06-08-23 09:14:57 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
6.2: Eigen werk Die tweede oproep betrof een katje dat gevonden was in het gebied van de andere bus. Maar de andere bus had andere bezigheden, dus mocht ik deze doen. Eenkennig zijn we niet. Tenslotte hoef ik de benzine niet te betalen. Ik onderweg naar het stadje aan de andere kant van de grote stad. Niet echt terra incognita, maar echt vaak kom ik er niet. In een nieuwbouwwijk zet ik de bus neer. Een aantal kinderen komt me al tegemoet gehuppeld. Deze tronen me mee naar de tuin waar een hele familie gezellig een bakje zit te doen. Één van de aanwezigen wijst: “daar zit ‘ie. In eerste instantie zie ik niets, maar dan blijkt dat het beestje zich verstopt heeft tegen een handdoek. Een roestrood katertje tegen een roestrode handdoek. Perfecte schutkleur. Ik heb er geen kijk op maar zelfs ik kan zien dat het wel een héél jong beestje is. Mensen waren na het vinden van het diertje naar een dierenwinkel getogen en hadden speciaal voor hem poedermelk en een flesje met speentjes gekocht. Ik bekijk het beestje. Geen ongerechtigheden te zien. Naar mijn zeer beperkte kennis van jonge katten lijkt het mij toch niet opportuun om het beestje in de nachtopvang van het asiel te plaatsen. De mensen vragen wat ik ermee ga doen. Één van de mannen suggereert met een scheve blik naar een klein meisje dat het misschien het beste is om de moeder van het beestje te zoeken. Ik was al begonnen te vertellen dat ik hem naar het asiel zou gaan brengen, maar kon dat op basis van deze niet zo stille hint corrigeren. Ik breng het beestje naar de bus. De hele kudde volgt. Die willen de bus wel eens van binnen bekijken. Dat kan, uiteraard. We praten nog even en ik krijg de dozen met poedermelk en speentjes in de handen gedrukt. Dan kan ik instijgen. In de bus en met het bezoek vertrokken bel ik met de leidster van het asiel. Eerlijk gezegd weet ik anders niet wie ik het best om advies kan vragen in deze situatie. Die geeft als suggestie om het beestje bij me te houden, was ik toch al van plan, en als hij over de nacht gaat piepen proberen te voeden. Je hebt dan wel een gebroken nachtrust maar wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen. Ik breng de twee katjes, deze zijn al een stukje ouder, die ik bij de politie heb opgedaan naar het asiel en plaats ze in de nachtopvang. Met het laatste katertje rijd ik naar huis. Thuis aangekomen maak ik een deciliter melk aan en zet het in een steelpannetje op het vuur. Lauwwarm serveren staat in de instructie. Wat lauwe melk op een schoteltje en voor het beest neergezet. Hij steekt er de bek niet aan. Drupje op de vinger en tegen het bekje gehouden. Geen resultaat. Flesje klaargemaakt, speentje erop. Beest doet de bek niet open. Open wringen lijkt me geen goed idee met zo’n klein bekje. Ik weet het ook niet meer. Ik zet het beestje in een kartonnen doos naast mijn bed en ga slapen. Inmiddels is het ruim na twaalven. | |
07-08-23 11:19:14 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
6.3: Politiehond Om vijf uur ‘s ochtends gaat de telefoon. Hond gevonden en afgeleverd op het politiebureau van de stad. Of ik die kan ophalen. Welzeker, daar zijn we voor. Katje zit nog rustig in de doos. Ik probeer hem nog even aan het drinken te krijgen, maar weer geen succes. Ik onderweg naar het politiebureau. Dat is vlakbij het station aan mijn kant van de rivier. Ik zet de auto op het parkeerterrein en ga met hondenlijn en chiplezer naar de ingang. Daar is een intercom. Ik zeg dat ik de hond kom ophalen. “Oké, er komt zo iemand naar u toe”. In de lobby zie ik ondertussen een jonge Duitse herder rondlopen. Een minuutje later komt een agent me de deur opendoen. We praten even en ik probeer kennis te maken met de hond. Die is zo wantrouwig als wat. Oren plat en bovenlip optrekken zijn geen signalen die als positief zijn op te vatten. Ook schuilt het dier achter de agent. Maar een beetje geduld tonen helpt nog wel eens. In dit geval nog niet eens zoveel. Ik vind het vreemd, meestal heb ik geen probleem met honden. Op een gegeven moment loopt de hond weg en hurkt. “Nee, niet doen” zegt de agent, maar de hond luistert niet. Een momentje later ligt een forse keutel op de tegelvloer. Ik probeer de hond weer te benaderen maar hij blijft wantrouwig. Hij heeft een tuigje om met een riem. Ik blijf daar vanaf, als ik hem probeer vast te houden weet ik niet hoe het dier zal reageren. Dan belt de centrale. Vraagt hoe of het gaat. Even overleg en we besluiten dat, als er geen eigenaar te vinden is, ik het dier in de bus zal plaatsen en pas als het asiel open is, vanaf half acht komen de eerste medewerkers, het dier zal brengen. Punt één is het gedrag van het dier. Hoe minder handelingen hoe beter. Punt twee is dat de nachtopvang net geschilderd is en daarom niet beschikbaar. Daar kan natuurlijk een mouw aan gepast worden, maar makkelijker is om de hond zolang in de auto te houden. Zijn keutel is hij al kwijt, tenslotte. Dan moet het dan toch maar gebeuren. Ik laat de hond aan mijn ene hand ruiken en pak met de andere de riem beet. Dat is gelukkig geen probleem. Chiplezer in de nek, nummer opgezocht, niet geregistreerd. Oké, dan maar naar het asiel. De agent maakt de deur naar buiten open. De hond gaat er gretig op af. Die wil graag naar buiten. Ik loop mee, riem in de hand. Buiten is er geen kwaal aan boord. Gezamenlijk lopen we naar de bus. De hond snuffelt even, veel geurtjes natuurlijk. Ik open de deur en de hond springt naar binnen. Pak van m’n hart. Ik open de kooi en geleid het dier de kooi in. Geen enkel probleem, alsof hij dat al vaker heeft meegemaakt. De agent loopt te fulmineren over de hondenstront op zijn tegels. Ik pak een spuitbus met desinfectie en een hoeveelheid papier van de rol en loop met de agent mee naar de lobby. Drol opgepakt met het papier en in de vuilcontainer. Even wat desinfectie spuiten en met de rest van het papier een beetje poetsen. Ook weer weg. Terug naar huis, tijd voor ontbijt, en even kijken hoe het met katje gaat. Als ik de hond wegbreng kan ik gelijk dat beestje meenemen. Katje is foetsie. Hij is uit de doos geklommen en heeft een schuilhoekje opgezocht. Uiteindelijk vind ik hem onder de verwarming. Mee naar beneden genomen en weer geprobeerd te voeren. Beest doet nog steeds geen bek open. Toch moet ‘ie onderhand aardige trek en dorst hebben. Dan kan niet anders. Maar wat melk of water op de vinger, hij reageert niet. Op een gegeven moment draait ‘ie om en gaat zowat met zijn kont in het schoteltje melk zitten. Net als ik onderweg wil belt de centrale. De eigenaar van de hond is terecht. Beest was gisteravond laat tijdens het uitlaten geschrokken van vuurwerk en had zich losgerukt. Ik krijg van de centrale het nummer en adres van de eigenaar. Opgebeld. Even gepraat met als resultaat: ik breng de hond naar de eigenaar. Dat is het meest praktisch. Ik laad de beestenboel in de bus en rijd naar het adres. Dat is een flatgebouw in de stad. Als ik de bus parkeer komen de eigenaars, man en vrouw, al naar buiten. Dolblij dat het beest terecht is. Ook het beest is blij. Plotseling is van dat wantrouwige niets meer over. Als de baas erbij is, is het in orde. Ik maak daarover een opmerking. “Ja”, zegt de vrouw, “Hij is heel waaks”. Het geld voor het terugbrengen van een dier zouden ze overmaken als donatie naar het asiel. Ik ga met m’n katje door naar het asiel. Als ik het bij één van de verzorgsters inlever krijg ik de mantel uitgeveegd dat het beestje wel heel gedehydreerd is. Geloof ik direct. Ik heb er geen drup ingekregen. Ik vraag hoe het dan wel moet. Ik had het speentje in de mondhoek moeten plaatsen. Kopje scheef en dan langzaam druppelen. Moet je maar wel maar wel even weten. | |
08-08-23 09:16:05 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
6.4: Retourtje ooievaar Gisteren werd ik opgebeld door één van de centralisten. Die had voor vandaag een klusje voor me. Er moesten twee ooievaars uitgezet worden in de polder. Dat waren de twee overlevende ooievaars die ik een aantal dagen terug met behulp van de brandweer uit het nest had gehaald. De derde had het toch niet overleefd. Dat was melding 4.4: Verlaten ooievaars. In de opvang waren ze nu voldoende opgekalefaterd om ze vrij te laten. Advies van de opvang was ze vrij te laten kort bij de plaats waar ze gevangen waren. Dat is geen probleem. Ik heb ze zelf opgehaald dus ik weet op een prik waar ze weer heen moeten. Verzoek van de centralist, ze wilde een dergelijke uitzetting wel eens meemaken. Ook dat kan uiteraard. Nadat ik klaar was met de hond en het katje van de vorige melding had ik nog een goed half uur voordat de opvang van de ooievaars open ging. Ik ben dan ook op het asiel gebleven en heb daar een bakje gedaan. Na dat bakje de centralist een seintje gegeven dat ik onderweg ging naar de ooievaars en dat ik daar met een kwartiertje zou zijn. Bij de opvang de bus aan de kant gezet en, volgens afspraak, gewacht op de collega. Die kwam van de andere kant. Minder dan vijf minuten laten was ze er en gingen we het terrein op om de vogels op te halen. Twee grote bakken mee om ze in te doen. De baas van de opvang ging mee om de vogels uit de volière te halen. Er zaten meerdere ooievaars in , maar de onze waren de kleinsten. Ze gingen aardig te keer, ze hadden waarschijnlijk geen zin om in een plastic bak opgesloten te worden. Geef ze eens ongelijk. Met de twee volle boxen terug naar de bus. Op naar de boerderij waar ze vandaan kwamen. Collega reed achter me aan. Omdat we na het vrijlaten ieders een andere kant op moesten was dat het meest praktisch. Op het erf van de boer, vlak naast de paal met het nest, de auto’s neergezet. Eerst de boer waarschuwen over wat we van plan waren. Via de stallen, maar daar kwam het lawaai alleen maar van de koeien en de automatische systemen, naar het woonhuis. Op het geblaf van de honden kwam de boerin naar buiten. Gelijk enthousiast, kwam de boer ook. “Aan de overkant van de weg, over het brugje, daar kun je ze makkelijk in het weiland kwijt”. Wij met de bus de weg overgestoken, over het brugje en aan het begin van het weiland de bus weer neergezet. Één van de ooievaars had zich uit de box weten te bevrijden en fladderde los rond in de bus. Dat werd schoonmaken, want het beest had zich niet onbetuigd gelaten. Het gezegde is “schijten als een reiger”, maar een ooievaar kan er ook wat van. Ooievaar gegrepen, vleugels invouwen en een paar stappen het weiland in. Op commando van de aanwezige fotografen het beest losgelaten. Die fladderde een eindje weg en liep toen rustig door. Volgens de opvang zou het nog wel 48 uur kunnen duren voordat ze daadwerkelijk op de vleugels zouden gaan. Gewoon met rust laten is het beste. Voor de tweede ooievaar goeddeels dezelfde procedure, en daar liepen ze met zijn tweetjes. Boerin was begaan met ze. “Zal ik nog wat eendagskuikens halen om ze bij te voeren”? Volgens mij (geadviseerd door de opvang) was dat niet nodig. Maar mevrouw wilde per se wát doen. Oké, de beesten zullen er niet dood aan gaan. Al moeten ze wel leren om hun eigen kostje op te scharrelen. Nog even nagepraat en dan afscheid genomen. Na de bus en de bakken te hebben schoongemaakt ging ik op huis aan en collega ging haars weegs. Een paar dagen later kwam er nog een bericht door van de boerin. Ze was ze toch maar aan het bijvoeren geweest met eendagskuikens. Beesten waren te lui om zelf wat toe zoeken. En wat gebeurt er vervolgens? Na een paar dagen komen Pa en Ma ooievaar langs en nemen de zorg op zich. Zo is het gezinnetje, minus de twee overleden kuikens, weer compleet. | |
09-08-23 18:14:32 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
6.5: Wegzwemmende aalscholver Nog geen uur thuis gaat de telefoon weer. Ik had net een bak soep door de hals. Op een boothelling, een plek waar je een bootje op een trailer te water kunt laten, zat een aalscholver te zitten. Nou is dat in deze contreien niets bijzonders, alleen zat deze aalscholver, volgens de melder, er niet jofel bij. En daarnaast ook veel te lang. Dientengevolge kreeg ik het verzoek om poolshoogte te nemen, zonder sextant dit keer (poolshoogte nemen is letterlijk het meten van de hoogte van de Poolster boven de horizon met behulp van een sextant of Jakobsstaf), en te handelen naar bevinden. Het beest met een rotschop weer in het water doen belanden of, als het wel serieus is, hem een net over de kop trekken en naar de opvang brengen. Een aalscholver heb ik nog niet eerder beet gehad, dus ik ben benieuwd. Ik ga dan ook vol goede moed op weg. Nog geen drie kilometer ver gaat de telefoon. Het beest heeft de kuierlatten genomen, is het water ingedoken en weg gezwommen. Vals alarm. Beter zo. Als ‘t beessie maar gezond en wel is. Bij de eerste gelegenheid slinger ik de bus in de rondte en rij via de ventweg weer op huis aan. | |
09-08-23 19:57:06 | allone Oudgediende WMRindex: 52.000 OTindex: 93.451 |
gelukkig krijgen we ook hier nog wat nautische kennis. | |
09-08-23 21:48:27 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
@allone: Sorry. Ik kon het niet laten | |
10-08-23 05:10:48 | allone Oudgediende WMRindex: 52.000 OTindex: 93.451 |
@Emmo: altijd leuk | |
10-08-23 11:09:24 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
6.6: Geen koude kip Een stukje stroomop van de stad aan de voet van de dijk zijn al een paar dagen een koppeltje sierkippen waargenomen. Of de beesten gedumpt zijn of ontsnapt is onbekend, maar omdat het al een paar dagen aan de gang is, is het niet waarschijnlijk dat er nog een eigenaar op komt dagen. In dit buitengebied kennen de mensen elkaar en als iemand een paar kipjes mist is dat binnen de kortste keren bekend. Aan mij de taak om de beesten te vangen en naar een opvang te brengen. Centrale heeft een kaartje met speld bijgevoegd zodat ik er direct heen kan tuffen. Er zijn melders aanwezig die het koppeltje in de gaten houden en eventueel assistentie kunnen verlenen. Dat scheelt. Ik heb geen idee hoe mobiel die kippen zijn, volgens de berichten zou het om twee kippen en een haan gaan, maar ik zie me al met een vlindernetje achter een stel fladderende kippen aan gaan. Als ik te bestemder plaatse aankom is er zo één twee drie niets te zien. Ik zet de kar naast het fietspad en stap uit. Dan komt een echtpaar op me af. “Komt u voor de kippen”? Ja, daar kwam ik voor. “Loopt u maar mee, ze zitten onderaan de dijk”. Ik pak een bak uit de bus om de beestjes in te doen en volg de mensen richting de kippen. Het zijn sierkippen, klein van gestalte en met een zwart-witte tekening. Onder aan de dijk aangekomen gaat mijnheer aan de ene kant staan, mevrouw wat hoger op de dijk en ik aan de andere kant. Zo zitten ze ingesloten. Mijnheer heeft de eerste te pakken. Ze vliegen niet en zijn ook niet bijster bang voor mensen, al proberen ze wel te ontwijken. Mevrouw en ik vangen samen de andere twee en we zetten ze gezamenlijk in de bak. De kippetjes zijn klein genoeg om zonder bezwaar met z’n drieën in één bak te bivakkeren. Boven bij de bus aangekomen komt er nóg een echtpaar aan. Dat is de originele melder. Omdat het wat langer duurde had het eerste echtpaar de honneurs waargenomen voor als de dierenambulance eindelijk zijn snuit zou laten zien. Nog even gepraat met de mensen, bedankt voor de waardevolle medewerking en ik ging bellen waar ik die beesten kwijt zou kunnen. Op dat punt had de centrale wat nieuws. Één van de medewerkers van het asiel had interesse. Of ik een fotootje wilde maken. Dat kon. Fotootje opgestuurd en ik mocht de beestje brengen. Aangekomen werden ze geïnspecteerd. Hee, dat zijn niet twee kippen en een haan, dat zijn twee hanen en een kip. Ongebruikelijke samenstelling. Overleg. Die kip kunnen we wel hebben en de buurvrouw kon wel een haantje gebruiken. Zo gezegd zo gedaan. Bleef ik zitten met één haan. Die moest dan toch maar naar de opvang. | |
11-08-23 16:01:28 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
6.7: Vallende merel Vrijwel direct na het ongebraden haantje, zie het vorige stukje, kreeg ik te maken met een merel die vreemd gedrag vertoonde. Volgens de melder, kreeg ik van de centrale te horen, viel hij steeds om. Dat is niet normaal, dus mocht de dierenambulance gaan kijken. Het adres is in een gewone woonwijk. Ik bel aan en de melder doet open. Ik loop mee naar achter en daar zit in een doos de bewuste merel. Beestje uit de doos gehaald en op tafel gezet. En inderdaad, hij zwikt door de linkerpoot en dondert op z’n zij. Zo komt ‘ie niet voort. Vaag geval, tenminste voor mij. Er bestaan een aantal ziektes waar het beestje aan zou kunnen lijden, in dit geval is het Usutu-virus een mogelijkheid, al geef ik mijn mening graag prijs voor een betere. Vogelgriep is wat minder waarschijnlijk, dat toont zich gewoonlijk als een neurologische aandoening. Maar voor mij is het duidelijk. Het beest mankeert echt wat dus kan er een meer deskundige persoon zich over buigen. Ik bel de opvang. Er wordt niet opgenomen. Dat kan gebeuren. Dan maar naar de andere opvang. Daar kan ik het beestje brengen. Bij de opvang aangekomen wordt ‘ie terdege nagekeken en in een couveuse in de isolatie geplaatst. Die is terecht. Ik kan weer op huis aan. Maar ‘t is wel weer een ouderwets dagje geweest. Met de “politiekatjes” en “Eigen werk” ben ik tot één uur vanochtend in de weer geweest. De “Politiehond” kwam vanochtend om vijf uur door. Sindsdien ben ik met korte pauzes tussendoor bijna constant aan het rondrijden geweest. Qua werktijden doet me dat weer denken aan mijn vorige baan. | |
12-08-23 11:09:19 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
7: Eksters op zwemles 7.1: Een mus gevallen #1 In de ochtend krijg ik de eerste melding van de dag. Een jonge mus met problemen. Als ik onderweg ben komt er een andere melding tussendoor. In het zwembad van de stad waren drie vogels naar binnen gevlogen. Die willen ze in verband met de badgasten er zo snel mogelijk vanaf. Dat is begrijpelijk. De problematische mus zit al in een doosje en daarom ga ik, in overleg met de centrale, eerst naar het zwembad. | |
14-08-23 11:40:34 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
7.2: Eksters in ‘t bad Dit keer weet ik waar het is. Ik ben er al eens geweest voor een vleermuis en toen moest ik vragen. Ik rijd tot vlak bij de hoofdingang. Ik zit nog even in de bus te rommelen en daar komt een badmeester naar buiten. Die zat denkelijk al op het vinkentouw. Op basis van wat de badmeester vertelt m’n langste (telescopische) stok, een net en een bakje meegenomen. Voordat ik naar binnen mocht moest ik eerst, vanwege de hygiëne, overschoentjes aandoen. Binnen bleken drie eksters rond te fladderen. Die hadden zich zonder een kaartje te kopen illegaal toegang verschaft. Reden genoeg om deze dieren te verwijderen. Twee van de eksters wilden graag naar buiten. Die zaten zowat tegen de ramen aangekleefd. Nummer drie had zich verschanst bovenop de buis van de glijbaan. Met wat ducttape het net verlengd en op jacht. Een gezonde vogel vang je niet zomaar. Het duurde dan ook een tijdje voordat één van de vogels dermate uitgeput was dat ik hem in het net kon krijgen. Het was buiten nogal bluisterig en daarom heb ik de oververmoeide vogel in de luwte achter een muurtje gezet. Zo kan ‘ie uitpuffen zonder weggeblazen te worden. Toen was vogel nummer twee aan de beurt. Die werd in een hoek gedreven, waarop de badmeester op het dak van een opberghok klom en het dier bij de kladden kon grijpen. Die was wat minder vermoeid en kon met een gerust hart buiten de deur gezet worden. Nummer drie was een stuk lastiger. Die bleef maar bovenop de buis van de glijbaan zitten. Te hoog voor mijn verlengde net. Gooien met ballen was ook geen succes. De ballen waren te licht. Zwaardere ballen zouden een gevaar kunnen worden voor de badgasten, waarvan een niet onaanzienlijk deel bestond uit kleine kinderen. Je wilt niet dat die een zware bal op de kop krijgen. Na verloop van tijd keken we mekaar aan. Er was geen beginnen aan. We konden er gewoon niet bij. Dan maar einde oefening geblazen en voort naar de mus. De volgende dag wist mijn collega met een langere stok, die hij thuis had liggen om de zonnepanelen schoon te maken, de laatste ekster op te jagen, zodanig dat de ekster zich in een opberghok verschanste. Deurtje dicht en het beest was gevangen. Buiten weer vrijgelaten en klaar. | |
15-08-23 15:25:05 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
7.3: Een mus gevallen #2 De mus hield domicilie in dezelfde stad. Ik kon er met een paar minuten zijn. Melder had van te voren aangegeven dat het een gecompliceerde situatie was. Ik kon maar beter niet het straatje inrijden. Aan het begin stoppen, dan opbellen en dan zou melder naar me toekomen. Een duidelijke instructie die me nieuwsgierig maakte. Ik had dan ook voor vertrek even op Google Earth gekeken om te zien hoe de situatie in elkaar stak. Soms is moderne technologie best makkelijk. Google Earth maakte de situatie in één klap duidelijk. Naar het adres liep een héél smal zijweggetje en aan het uiteinde kon ik niet keren. Gezien mijn kwalificaties betreffende het achteruitrijden op de spiegels was het inderdaad beter dat ik daar niet zou inrijden. Bij vertrek vanaf het zwembad had ik de melder opgebeld en gezegd dat ik onderweg was en er met een paar minuten zou zijn. Toen ik kwam aanrijden stond melder al op me te wachten. Doos in de handen. Ik doe het raampje open en mevrouw zet de doos op de voorbank. Ik bekijk de mus en dan praten we even. Mevrouw vertelde dat ze een jaar of zes voor de dierenambulance gereden had maar er mee was opgehouden toe deze stopte. Na dat stoppen, overigens, heeft de organisatie waar ik nu voor rijd het overgenomen. Ik zeg dat we nog altijd vrijwilligers te kort komen, maar mevrouw had er geen trek meer in. Kan ik me voorstellen, want soms kan het best belastend zijn. Het moet wel uitkomen met je privéleven. Bovendien zie je ook de minder mooie kanten van dieren helpen. Ook daar moet je tegen kunnen. Ik neem afscheid en bel naar de opvang. Geen antwoord. Dan maar naar de andere opvang. Gebeld dat ik er aan zat te komen met een zieke mus. Mevrouw de melder had gezegd dat het beestje steeds omviel en dat klopte als een bus. Een jong vogeltje dat als je het recht overeind zetten vooruit probeerde te komen maar dan kapseisde. Leek veel op 6.7: vallende merel. Ik mocht langskomen. Bij de opvang namen ze het vogeltje uit de doos. En weer hetzelfde. Bij de eerste stap vooruit ging het beestje op z’n zij. Opvang plaatste het in quarantaine in een couveuse en zou het verder in observatie houden. Meer kan ik ook niet verwachten. | |
17-08-23 10:15:58 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
7.4: Egel versus hond Op de terugweg krijg ik de volgende melding alweer. Een egel was aangevallen door een hond. De egel had zich opgerold en kon niet beoordeeld worden, maar er was wel bloed gezien. Maar dat bloed kon natuurlijk ook van de hond zijn. Extra informatie die ik via de centrale kreeg was dat ik moest oprijden tot de oprit en in de bus moest blijven zitten. Opbellen naar de melder en die zou dan met de egel naar me toe komen. Dit in verband met de honden. Schijnbaar zijn dat waakse beestjes die niet echt vriendelijk reageren als iemand ongenood op het erf komt. We zullen wel zien. Het adres blijkt een boerderij aan een doodlopend zijweggetje van de rondweg te zijn. Het is een beetje onduidelijk wat nou eigenlijk wat het erf is zoals dat door die honden beschouwd wordt. Wat er is aan hek staat gewoon open. Maar de instructies zijn duidelijk. Ik blijf in de bus en bel op. Mevrouw antwoordt. “Ik kan u niet zien”. Dat kan, tussen het woonhuis en de bus zijn wat bosjes. Dan komt de boer het erf op en gebaart dat ik door kan komen. Tegelijk komt mevrouw naar buiten met een doos in de handen. Terwijl ik uitstap komt de hele familie op me toe. Inclusief twee stevige honden. De baas is erbij dus dat kan geen kwaad. De beesten laten zich rustig over de kop aaien en ruiken alleen maar aan de hand. Geen greintje kwaad. Ik bekijk de egel. Geen beschadigingen te zien en ook de bloedsporen zijn foetsie. Ik denk dat het allemaal wel meevalt, maar zal toch, in overleg met de melders, het beestje naar de opvang brengen. Mevrouw verklaart dat dit al de derde egel die van hier naar de opvang gaat. “Zeg maar tegen de beheerder dat ‘ie hier vandaan komt. Dan weet hij het wel”. Ik neem afscheid, keer de bus, en rijd naar de opvang. Daar is de beheerder net aan het klussen, samen met een assistente. “Waar komt ‘ie vandaan”? Ik noem het adres en de naam van de melder. “Oh ja, die ken ik”. Het beestje wordt een tijdje in observatie gehouden en kan, als alles naar wens gaat, weer vrijgelaten worden. | |
18-08-23 10:58:03 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
7.5: Dierendokter en loslaten De volgende ochtend heb ik twee opdrachten in één. Ik moet om half negen op het asiel zijn om een kat naar de dierenarts te brengen. Die moet gesteriliseerd worden. De kat bedoel ik, niet de dierenarts. De tweede opdracht is het uitzetten van een TNR-kat. Dat is een verwilderde kat die gesteriliseerd is en na deze behandeling weer wordt vrijgelaten. Bijzonder bij deze kat is dat ik een paar weken terug twee katten opgehaald heb op hetzelfde adres in een dorpje aan de dijk. Het is zo goed als zeker één van deze twee. Het is dan de kat die op het moment van vangen zwanger was. Gezien de tussenliggende periode heeft die kat haar kittens gekregen, heeft de gelegenheid gekregen ze op te voeden en mag nu weer, gesteriliseerd en wel, buitenspelen. Wat er verder met die kittens gebeurt weet ik niet, maar hoogstwaarschijnlijk zijn die nu gedomesticeerd en hebben een gastgezin gekregen. Katten, zo klein als ze zijn, hebben geen baas maar personeel. Eerst maar het klantje naar de dierenarts. Dat is routine. Ik zorg ervoor dat ik op tijd bij het asiel ben. In dit geval stonden de beide katten al klaar in een transportbox met kleedje erover omdat katten het liefst in het duister zitten. Op de box van de kat voor de dierenarts is een briefje vastgemaakt met de relevante gegevens. Ik laad de beide boxen in de bus en ga naar de dierenarts. Daar wordt nog even gecontroleerd of ik wel de juiste kat heb gebracht. Een foutje is gauw gemaakt. Maar dat is in orde. “We bellen wel als ze weer terug kan”. “Oké”. Dan naar het dijkdorpje om de TNR uit te zetten. Ik ben er vaker geweest dus ik ken de situatie. Eerst de oude verkeersbrug over en dan rechtsaf over de smalle rivierdijk. Bij het dorp een beetje kruip-door-sluip-door en dan bij het schooltje de bus neerzetten. Daar sta ik geen boer in ‘t venster en ben ik precies waar ik wezen moet. Er is geen bel, maar een ram tegen de deur en even “vollek” bulken werkt ook. De boer komt tevoorschijn en ik vertel dat ik de kat kom terugbrengen. Dat is in orde. Er zwerven er wel meer in de rondte. Mijnheer vraagt of ik gevaren heb. Hij had zoiets in de krant gelezen. Ik heb een paar weken terug een interview gehad met een plaatselijke krant (1.1: Nieuwsberichten) waar één en ander in vermeld werd. We praten even over de pensionering. Hij had ook nog niet zo lang geleden de riek aan de wilgen gehangen. Bezig blijven, dat is het beste. Ik open de transportbox. De kat blijft zitten en kijkt met kologen omhoog. Beestje is doodsbenauwd. Ik doe een paar stappen terug en dan wipt ze uit de bovenlader en schiet de struikjes in. Die is weer op de plek. | |
19-08-23 11:56:25 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
8: De gevallen egel. “De gevallen engel”, boek van John van den Heuvel. 8.1: Versufte kraai In de loop van de ochtend krijg ik weer een belletje van de centrale. Er was een kraai (of zoiets) op z’n rug aangetroffen. Ik vraag, alweer, (zie 5.3: Koolmees met kuren) of het beest wel leeft. “Ja,” was het antwoord, “hij leeft nog”. Dan zullen we maar weer eens gaan kijken. Ik ga onderweg naar de stad. In een vrij ruim opgezette wijk zet ik de auto neer. In tegenstelling tot sommige andere wijken is hier wel ruim plek. Als ik de bus neerzet en uitstap komt op het bedoelde adres een oudere man naar buiten, autosleutels in de handen. Hij wilde net wegrijden, maar schijnbaar was dit niet urgent want hij komt gelijk op me toe. Zijn vrouw komt door de voordeur naar buiten. Mevrouw ziet de transportbox en zegt gelijk dat die te klein is. Ik moet een grotere hebben. Ze wijst aan met haar handen, ongeveer ter grootte van een volwassen haas. Een flinke vogel, dus. Niet zomaar een kauwtje. Ik wordt nieuwsgierig en volg mevrouw naar binnen. Mijnheer komt ook mee. In de berging staat een plastic doos, deksel er scheef op. In die doos zit een forse kraaiachtige. Ligt inderdaad op z’n rug, maar in die doos heeft hij geen ruimte om te keren. Mijnheer verklaard dat hij EHBO'er is en daardoor wel enigszins op de hoogte is van mensengeneeskunde maar niet van diergeneeskunde. Ik zeg dat we dan gelijk staan, want als (voormalig) zeeman was ik verantwoordelijk voor de EHBO aan boord. Diergeneeskunde is ook niet mijn richting. Maar zoals meestal kom je met logisch nadenken en gezond verstand een heel eind. Ik zet het beest in de doos overeind en hij begint gelijk te bewegen en fladderen zoals je van een gezonde vogel zou verwachten. Ik zie zo gauw geen mankementen aan het beest. Ik pak het beest op en stop het in de meegebrachte, grotere, transportbox. Ik vertel de mensen dat ik vermoed dat het dier ergens een tik van gehad heeft en dat hij grotendeels weer boven Jan is. Plan de campagne is dan ook op een vrij plekje loslaten en kijken wat er gebeurt. Als hij blijft zitten en ik kan hem weer te pakken krijgen dan gaat hij naar de opvang. Is hij naar mijn idee mobiel genoeg dan mag ‘ie het verder zelf uitzoeken. Mevrouw verklaart dat bovenaan de dijk, het is niet ver van de rivier, altijd een groepje kraaien bezig is en dat hij waarschijnlijk lid van dat clubje is. Mijnheer vermoedt dat hij misschien door een auto was geraakt, net voordat mijnheer hem met het uitlaten van de hond vond. Vlak voordat bij deze melding gearriveerd was, was de volgende melding binnen gekomen. Over een egel die ergens vastzit. Ik neem afscheid en ga onderweg naar de die egel. | |
20-08-23 12:27:19 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
8.2: Gevallen egel Het adres van de egel is bij een apotheek aan de rand van de binnenstad. Wat er precies aan de hand is, is me niet geheel duidelijk maar dat zie ik wel als ik er ben. Het straatje waar ik moet wezen staat notoir vol met auto’s, maar de apotheek heeft een eigen parkeergelegenheid voor mensen die er moeten zijn. Ik moet er ook zijn, al is het voor een egel en niet voor medicijnen. Ik zet de bus neer op het parkeerterreintje, controleer nog even of het adres klopt en stuiter naar binnen. Één van de medewerksters komt aanlopen en zegt: “U komt voor de egel? Loopt u maar mee”. Ik volg haar door de apotheek naar de achterzijde. Aan de achterkant waren een aantal verzonken kelderruitjes. Onderin één van die putten lag een egel. Levend, maar naar mijn bescheiden beoordelingsvermogen niet zo wel. Ik til het beestje uit de put en probeer het te bekijken. Instinctief probeert het op te rollen maar dat gaat niet zo makkelijk en vlot als ik van egels gewend ben. Toch zie ik geen verwondingen. Ik vermoed dan ook dat het beestje tijdens een nachtelijke escapade erin gevallen is en er niet meer uit kon komen. Hoe lang het daarin gezeten heeft is natuurlijk volledig onbekend. Ik doe het dier in de meegebrachte transportbox en praat nog even met de medewerkster. Ze hadden het dier niet uit de put durven halen. Valt me eerlijk gezegd een beetje tegen van mensen die in een apotheek werken. Je zou verwachten dat die toch een beetje kennis hebben van gezondheid en dergelijke. En middelen om het diertje uit de benarde positie te bevrijden moeten daar ook aanwezig zijn. Ik til het met blote handen, maar met handschoentjes aan ben je natuurlijk beter beschermd. Zet het in een doos, ook ruim voorradig in een apotheek, schoteltje water erbij en je bent al een heel eind. Egels draaien prima op kattenvoer, maar dat weet natuurlijk niet iedereen. Maar dat zijn redenaties die zomaar een losse gedachte zijn. Niet iedereen is even handig of onbevangen als het om dieren gaat. Ik ga met de egel terug naar de bus en bel de opvang. “Kom maar langs en zet hem in hok “A”. daar staat al een schoteltje water en een bakje met meelwormen. Later vanmiddag ga ik wel even kijken”. Zo gezegd zo gedaan. Ik was er daarna weer klaar mee. Dan nog even die kraai vrijzetten. Vanaf de opvang, die aan de rand van de stad gesitueerd is, het buitengebied ingereden. Bij een weiland gestopt en de transportkooi opengemaakt. De kraai kijkt even om zich heen, springt uit de kooi en hipt de struiken in. Die kan voor zichzelf zorgen. | |
23-08-23 11:53:04 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
8.3: Uitzetting Een paar dagen later heb ik weer eens dienst. De hele ochtend gebeurt er niets, maar als ik net de koffie op heb gaat toch de telefoon. “Tsja”, zegt de centrale, “Ik heb een TNR kat voor je die uitgezet moet worden en ik zat eigenlijk te wachten tot er een melding zou binnenkomen. Maar die melding komt maar niet, dus zou je nu die kat willen uitzetten”? Gezien het feit dat ik óók op een melding zat te wachten was dat geen probleem. Kat oppikken op het asiel en uitzetten op een bepaald adres op het industrieterrein. Een routineklus. Ik onderweg naar het asiel via mijn gebruikelijke route: binnendoor. Op het asiel aangekomen zijn een aantal medewerkers in heftige discussie gewikkeld vanwege het overlijden van een aantal jonge katjes. Wat is er aan de hand en wat kunnen we ertegen doen. Goed beschouwd worden er idioot veel van die beestjes binnengebracht. Personeel, vrijwilligers, heeft maar twee handen en de gebruikelijke gastgezinnen, die op vrijwillige basis de zorg voor die beestjes op zich nemen, zijn voor een groot deel op vakantie. It never rains but it pours. Als de discussie grotendeels over is zegt de receptioniste tegen me: “Zo af en toe loopt het ons over de hoge schoenen en dan moeten we het afreageren”. Het is altijd rot, natuurlijk, als je de beestjes niet kunt verzorgen zoals je dat zou willen. Maar de heel jonge katjes moeten elke paar uur voeding hebben en dat kan wel eens teveel zijn voor de vrijwilligers. Één van de aanwezigen gaat mijn TNR-kat halen. Als hij terug komt met de kooi zit er een briefje op waar hij heen moet. Dat is duidelijk. TNR-katten zijn verwilderde katten die gevangen zijn, door een dierenarts gesteriliseerd en vervolgens worden vrijgelaten, bij voorkeur op dezelfde plek waar ze gevangen zijn. Daar horen ze thuis en hebben ze de minste stress. Ik rijd via de snelweg naar het industrieterrein in de stad. Inmiddels weet ik wel de weg, maar domdommetje is toch wel makkelijk. Het bedrijf waar ik wezen moet is geopend. Ik zet de kar neer, haal de kooi met de kat uit de bus en loop naar de ingang. Daar is een man bezig met een vorktruckje. Ik zeg dat ik een gevangen kat kom terugbrengen en vraag waar ik die het beste kan loslaten. Goed beschouwd is dat niet nodig. Als ik het beest ergens op het terrein loslaat vind ‘ie z’n weg wel. Maar het is wel zo netjes tegenover de mensen van het bedrijf om te vertellen wat je komt doen en waarom. De man springt uit de vorklift en zegt: “Dat kun je het best aan de bazin vragen, loop maar mee”. Hij gaat me voor naar het kantoortje en roept de bazin. Die was bekend met de situatie en zegt “Loop maar mee naar de loods”. Samen gaan we naar de loods. Achterin staan wat schoteltjes met voer en water op een pallet. Het mogen dan wel wilde katten zijn, hier wordt er wel voor ze gezorgd. “Laat ‘m hier maar los” zegt mevrouw. Ik zet de kooi neer, haal het kleedje eraf en doe de kooi open. In eerste instantie blijft het dier in de kooi. Hij weet niet wat ‘m overkomt. Maar dan springt hij uit de kooi en vliegt als een vliegende vetspeer er van tussen en verdwijnt in een oogwenk tussen wat stapels. Missie volbracht. Mevrouw en ik praten nog even over de kooi. Dat is een zogeheten dwangkooi. Die heeft een inrichting waarin het dier van buitenaf gefixeerd kan worden zodat veilig bijvoorbeeld injecties gegeven kunnen worden. Ik laat zien hoe het ding werkt. Mevrouw vertelt dat er nog een kat is die gevangen moet worden, maar dat dit nu niet gaat omdat ze kittens heeft. Ik vertel dat we een techniek hebben om kittens en moederkat samen te kunnen vangen. Voorwaarde is wel dat je de hand op die kittens kunt leggen. Alleen de moederkat of alleen de kittens vangen is slecht voor de kittens. Ze moeten wel bij elkaar blijven. Mevrouw zou het in beraad houden. Ik neem afscheid, zet de lege kooi in de bus en ga op huis aan. Laatste edit 23-08-2023 11:54 | |
25-08-23 11:29:40 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
8.4: Spoed Als ik weer onderweg ben van de vorige missie, gaat de telefoon. Centrale. Één van de jonge katjes op het asiel moet op korte termijn naar de dierenarts. Een afspraak is al gemaakt. Ik ben net de grote brug over en net voor de splitsing waar ik de andere kant op ga, weg van de grote stad. Vanaf dat punt is het nog een goed kwartier naar het asiel. Ik zeg dat ik er met een kwartiertje à twintig minuten kan zijn. Dat is in orde. Bij de verkeerslichten waar ik normaal linksaf ga richting polder, rijd ik nu rechtuit, richting grote stad. Als ik op het asiel kom staat de transportkooi met daarin het katje al te wachten. Het arme beest heeft een kraag om en ligt heel zielig in de kooi. Ik breng het naar de bus en gooi er een doek over. Donker is prettig voor een kat. Het adres van deze dierenarts is mij onbekend. Ik ben er nog niet eerder geweest. Maar domdommetje weet de weg. Het is in het buitengebied, een flink eind van het centrum, goed tien minuten rijden. Het is aan een smal, doodlopend weggetje. De parkeerplaats is leeg. Ik stap uit en haal de kooi uit de bus. Bordjes geven aan waar de ingang van de praktijk is. Ik bel aan en dan komt van opzij de arts op me toe: “Kom deze kant maar op, ik had de deur al open gedaan”. Had ik niet gezien. In de behandelruimte de kooi neergezet, katje eruit. Een jong katertje, een heel lief aanhankelijk beestje. Het rechteroog zit goeddeels dicht en onder het oog een lichte zwelling. Even praten met de arts, maar goed beschouwd weet ik niets van het diertje. De arts moet het doen met wat ze van het asiel te horen heeft gekregen. Tijdens het onderzoek leid ik het diertje af en fixeer ik het als dat nodig is. Maar wat er ook gebeurt, hij blijft vriendelijk, snorren en kopjes geven. Alleen met oogdruppelen, altijd onaangenaam, trekt ‘ie even weg. Dan, met het geven van injecties, twee stuks, ontglipt ‘ie me bijna. Arts had me gewaarschuwd: “De eerste prik voelt ‘ie haast niet, maar de tweede is onaangenaam”. Maar toch maakt ‘ie een onverwachte beweging. Dat is met een tel over en heb ik hem weer in bedwang. Daarmee is de arts klaar met het beest. Ik krijg een waslijst met instructies. Ik zeg: “Zet het alsjeblieft op de mail, dat onthoud ik nooit”. Dat zou de arts doen. Ik krijg een oogzalf mee, driemaal daags insmeren, en dat was dat. Terug op het asiel vertel ik het verhaal voor zo ver ik me het kon herinneren. Ze zouden er voor zorgen. Alleen het e-mailadres, waar de arts de instructies naar toe gestuurd had, daar kon de receptioniste niet bij komen. “Ik vraag wel iemand die er wél in kan komen”, zegt ze. Daarmee was mijn taak ten einde en kon ik weer huiswaarts. | |
26-08-23 13:12:46 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
8.5: Nachthond Even na middernacht gaat de telefoon. Ik was net het nest ingekropen om bij te komen van de vermoeienissen van de dag, maar ik sliep nog niet. Mensen hadden een loslopende hond gevonden, beter gezegd de hond had de mensen gevonden. Hij liep met de mensen mee. Deze mensen hadden een politiepatrouille gewaarschuwd en de patrouille had de hond naar het bureau gebracht. Tenminste zo heb ik het verhaal op de zeer vroege ochtend van de centrale begrepen. Vanaf het bureau belden ze de dierenambulance. Op het bureau zijn geen faciliteiten om dieren te houden. Vrijwel diezelfde situatie had ik een paar weken terug in 6.3: Politiehond. Ik bel de dienstdoende agent, die had zijn privénummer opgegeven aan de centrale, om te vertellen dat ik onderweg was en dat ik er met een half uur zou zijn. Agent zegt: “Als je voor de deur staat, bel dan dit nummer, dan doe ik de deur voor je open”. Prima, dat kan. Alles kan: Theekan, koffiekan, lampetkan, Wim Kan. Ik ga onderweg. Nog geen drie kilometer ver gaat de telefoon. Onbekend nummer. Is de politie. De eigenaar van de hond is bekend en komt hem van het bureau ophalen. Assistentie is niet langer nodig. Dus ik slinger de bus in de rondte en ga weer op huis aan. Net voor enen lig ik weer in ‘t nest. | |
27-08-23 13:48:56 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
9: Duif is dood Naar een sketch van Toon Hermans 9.1: Overleden bij aankomst Kort voor de middag komt er een melding binnen. Bij de bibliotheek in de stad is een duif tegen de gevel gevlogen en ter aarde gestort. Een omstander kreeg het beest op zijn schouder. Beest werd in een doos geplaatst en de dierenambulance werd gebeld. Die dierenambulance moet een half uurtje rijden voor ‘ie er is, maar dat is geen probleem. Voor de bibliotheek aan de kade is een parkeerplaats waar bijna altijd wel plek is. Ook geen probleem. Ik zet de bus neer op een vrij plekje, pak een transportkooi en ga op zoek naar de melder. Voor de deur geen melder te zien. Dan maar naar binnen. Daar komen een aantal jonge mannen me tegemoet. Één ervan met een doos in de handen. Dat is de melder. Ik bekijk de duif. Die heeft een flinke tik gehad maar leeft nog wel. Verdoofd door de klap lijkt het. Het dier heeft een ring met een NL-nummer van 2023. Daar kan ik wat mee. Opzoeken via de site van de duivensportbond. Die werkt voor duiven ongeveer net zo als chipnummmer.nl voor honden en katten. Voer het nummer in en als het geregistreerd is krijg je de gegevens van de eigenaar. De duif blijkt geregistreerd. De eigenaar zit in het stadje aan de overkant van de rivier en het telefoonnummer is gegeven. Ik bel op. Een, zo te horen, oudere dame neemt op. Veel van wat gezegd wordt is mij niet duidelijk, maar op een gegeven moment komt mijnheer aan de telefoon. De mijnheer die schijnbaar over de duiven gaat. Mijnheer heeft geen eigen vervoer maar kan een kennis charteren om de duif op te halen. Ik zeg dat hoe dan ook, of de duif opgehaald wordt of dat ik hem kom brengen, er een bijdrage gevraagd gaat worden van dertig Euro. Dat is wel een heel bedrag, vindt mijnheer. Afhankelijk van de privé-omstandigheden kan dit natuurlijk wel zo zijn. Uiteindelijk na heel veel heen en weer gepraat en min of meer (on)duidelijke ruggespraak aan de andere kant van de lijn zal ik het diertje komen brengen. Voor mij is dat een stuk makkelijker. Het is min of meer op mijn route en ik hoef dan niet te wachten op de kennis van mijnheer die al dan niet in staat zal zijn om de duif van de bibliotheek op te komen halen. Ik neem aan dat dit voor mijnheer ook een stuk makkelijker is. Die centen moet ik, aangaande de richtlijnen die ik heb, toch wel hebben, althans, zo vertel ik het mijnheer. Beetje doordrukken is het devies, naar mijn idee, anders wordt het een gebed zonder end. Ik krijg het adres. Dat blijkt een heel gewoon rijtjeshuis in een gewone woonwijk. Even zoeken naar een parkeerplekje, maar wat beschikbaar is, is te krap voor de bus. Ik zet de bus half in de berm op het gras. Voor even kan dat wel. Mijnheer doet open. Een oud baasje, net als de indruk die ik door de telefoon al had. Iemand die vroeger wel duiven had gehouden en min of meer uit pure gewoonte nog wat duiven hield. Tenminste, zo peilde ik hem. Mijnheer kijkt door de ventilatiespleten en zegt: “Maar die is dood”. Ik doe de box open en inderdaad, het beestje is in de tussentijd overleden. Wat nu. Huis, tuin en mijnheer zijn netjes, maar ik krijg sterk de indruk dat financiële middelen in dit huishouden niet overdadig aanwezig zijn. Dus ik zeg dat ik voor een dood dier niets reken. Normaal doen we dat wel, maar in dit geval leek me dit redelijker. Dan is de vraag wat te doen met de dode duif. Ik zeg dat ik het kan verzorgen of dat mijnheer het zelf kan doen. Hij is de baas. Na een beetje heen en weer praten besluiten we dat ik dat kan doen. Mijnheer zit duidelijk met de kosten. Ik zeg nogmaals dat ik voor een dood dier niets wil rekenen. Maar dat een donatie, vrijwillig, zeg ik er uitdrukkelijk bij, altijd op prijs wordt gesteld. Daarop krijg ik een briefje van tien in de handen gefrommeld. Mijnheer had dat de hele tijd al in de hand gehad. Ik neem afscheid van mijnheer. Terug in de bus noteer ik die tien Euro als donatie. Op de weg terug geef ik op een stil plekje de duif terug aan de natuur. | |
29-08-23 13:31:30 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
9.2: Kraaienknijn De overdracht is zoals gebruikelijk rond een uur of zeven ‘s avonds. Kort voor die tijd belt de aflosser. Ze zit er aan te komen, maar er kwam net een melding binnen. Die kreeg ik dus voor m’n kiezen. Geeft niets, daar ben ik voor. Mijn dienst begint zeven uur en als kwart voor zeven een melding binnenkomt kan ik die net zo goed nemen. Je weet nooit van te voren hoe lang een melding gaat duren. Aflosser komt aanrijden. Haar echtgenoot, die rond dezelfde tijd van zijn werk komt, staat al te wachten. Sleuteltjes en telefoon blijven in de auto, ik kan gelijk instappen en achter die melding aan. De melding betreft een kraai, of althans iets wat er op lijkt. Een zwarte vogel, dus. Die had een tik van het één of ander gehad en zat midden op straat te wachten tot iemand hem kwam ophalen. Ik ben nog maar net onderweg als de telefoon nog een keer gaat. De volgende melding alweer. Die gaat over een konijn dat een aanval van een buizerd overleefd had. Dat konijn zat aan mijn kant van de rivier, de kraai aan de overkant. In overleg met de centrale dan ook besloten eerst het konijn te doen en dan de kraai. Het konijn was aangetroffen nabij een camping. Ik kreeg een adres en de naam van de camping. Heel interessant in dit geval is dat er twee identieke adressen zijn, op een paar honderd meter van elkaar. De ene is officieel de stad en de andere het stadje aan mijn kant van de rivier. Domdommetje stuurt me dus naar de verkeerde. Geen camping te bekennen. Op Maps de camping gezocht en zo kon ik omdraaien en de camping vinden. De naam stond duidelijk aangegeven, kon niet missen. Melder had aangegeven dat ik kort voor aankomst op moest bellen, dan zou zij met het konijn naar de receptie komen. Dat zou het makkelijkst zijn. Op de parkeerplaats van de camping aangekomen bel ik op, zeg dat ik er ben en dat ik voor de receptie wacht. Ik strijk neer op een bankje, transportkooi aan de voeten. Na een paar minuten komt een vrouw op een fiets aanrijden. “Ze komen eraan hoor, ze zijn al onderweg”. Mooi zo. Nog een minuutje later komt een hele optocht richting receptie: een vrouw met een kartonnen doos en met een stel kinderen op sleeptouw. Dit was de melder. Met een zwaar Duits accent, “Nee, geen Duits, ik moet Nederlands leren”, vertelt zij hoe ze een buizerd had zien aanvallen en missen. Zielig voor de buizerd, die moet ook eten, maar ze was begaan met het konijntje. Na de tweede poging van de buizerd had ze het konijntje opgeraapt en in een doos gedaan. We praten nog even over roofvogels en konijnen en dan brei ik er een eind aan. Die kraai zit ook nog te wachten. Ik bedank voor de melding en neem afscheid. Konijn in de kooi en vort naar de kraai. Eerst opbellen. Nee, hij zit er nog. Adres geverifieerd, ingevoerd in de Domdom en onderweg. De rivier over en dan wordt ik op een gruwelijk manier de binnenstad ingeleid. Uiteindelijk kom ik uit op een miniem pleintje waar ik op de stoep de bus kwijt kan. Om de hoek is het adres. Met moeite uitgefiegelierd wat het juiste huisnummer was en aangeklopt. Er was geen bel. Een oudere man komt aan de deur en ik doe mijn verhaal. Mijnheer weet van niets. Beetje heen en weer gepraat en ik bel de melder weer. “Hij zit er nog steeds”. “Maar wáár zit hij dan”. “Ja, midden op straat”. Dan zegt mijnheer: “Misschien aan de vóórkant”. Blijkt dat ik door Domdommetje naar de achterzijde was geleid. De voorzijde is niet toegankelijk voor auto’s, vandaar. Via het huis loop ik met mijnheer naar de voorzijde. Twee jonge vrouwen aan de overzijde van het straatje roepen: “Daar zit ‘ie”, en wijzen. Inderdaad. Midden op straat zit een dikke kauw. Wat kleiner dan een kraai en met een grijze kop. De jongedames zijn de melders. Waarom die niet hun eigen adres hebben opgegeven, sla mij maar dood. Het scheelt hooguit twintig meter. Ik loop op het dier toe en kan het zonder meer met de hand oppakken. Die mankeert wat. Wat, geen idee. Ik doe het beest in de meegebrachte transportbox en bedank de diverse aanwezigen voor de diverse vormen van assistentie. Dan ga ik terug naar de bus en weet me met moeite uit de binnenstad te bevrijden. Beide beesten breng ik naar de opvang net buiten de grote stad. | |
31-08-23 11:15:20 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
9.3: Vakantiekater De volgende dag krijg ik weer een melding. Bij iemand in het stadje aan mijn kant van de rivier is een kat komen aanlopen. De kat is met zijn dikke gat op de trap gaan zitten en is met geen geld of goede woorden in beweging te krijgen. Verzoek aan de dierenambulance om het dier op te komen halen. Ik ga onderweg. Eenmaal onderweg komt er een appje binnen. Lastig, want tijdens het rijden ga ik geen app’s lezen. Maar als het dringend is, dan bellen ze wel, ze hebben het telefoonnummer. En inderdaad, paar minuten later gaat de telefoon. Of ik tijd had voor die meeuw. Ik vraag: “Welke meeuw”. “Oh, ik dacht dat je de app had gelezen, zo wordt het aangegeven op mijn systeem”. Ik verklaar dat ik tijdens het rijden geen app’s lees en dat ik binnenkomende berichten direct afdruk omdat het mijn navigatie verstoort. Omdat het originele domdommetje kuren vertoont navigeren we op Google Maps, op dezelfde telefoon als waar de app’s binnenkomen. Het blijkt dat er op een bepaald adres in de stad een gewonde meeuw is gevonden. Ik had inmiddels de melder van de kat gewaarschuwd dat ik onderweg was, bovendien is het in kilometers korter dat ik eerst die kat doe. Daarna heb ik tijd voor de meeuw. Bij de melder van de kat aangekomen doet een mijnheer open. “Daar zit ‘ie”. Inderdaad, op de vijfde tree van de trap naar de bovenverdieping ligt prinsheerlijk een dikke kater. Het dier kijkt lui om zich heen maar verroert verder geen vin. Ook niet als ik hem de chiplezer in de nek leg. Nummer gevonden. Mooi. In de database staan telefoonnummer, naam en adres van de eigenaar vermeld. Zo hoort het. Ik bel het nummer. Geen gehoor. Het adres is in hetzelfde stadje, dus ik zeg tegen mijnheer dat ik het beest bij de mensen langs zal brengen. Met een beetje moeite heister ik de kater in de transportbox. Daar heeft hij geen zin in, maar echt tegenspartelen, daar is hij te lui voor. Ik neem afscheid van mijnheer en ga met de kater richting het adres van de eigenaar. Toch nog een aardig eindje. Hemelsbreed tegen de vijftienhonderd meter. In stedelijk gebied is dat aardig wat. Er ligt ook nog een vrij drukke weg tussen die twee wijken. Bij het adres aangekomen zet ik de kar neer op een vrij plekje vlak bij het huis. Ik bel aan, niemand doet open. Hek naar de tuin is op slot. Ofschoon er een auto op de oprit staat is er schijnbaar niemand thuis. Ik sein de centrale in dat ik de kater naar het asiel breng en dat ik verder ga naar de meeuw. | |
01-09-23 10:35:19 | Emmo Stamgast WMRindex: 67.662 OTindex: 28.576 |
9.4: Gemiste meeuw Het adres van de meeuw is op het industrieterrein, maar het blijkt een gewoon woonhuis. Ik bel aan. Niemand doet open. Van tevoren had ik opgebeld, maar ook daar werd niet opgenomen. Ik loop terug naar de bus en terwijl ik dat doet komt er een auto aanrijden die vlak bij me stopt. Twee mannen erin. Wat er aan de hand was? Ik vertel dat ik op dat adres een melding had gekregen van een gewonde meeuw. Mannen weten van niets. Ik noem het adres en de mannen beamen dat. Maar van een meeuw is niets bekend. De mannen rijden weg en ik ga verder naar de bus. Daar aangekomen sein ik de centrale in dat op het adres geen meeuw bekend was en dat ik verder ga om die kater naar het asiel te brengen. Onderweg komt er weer een appje binnen. Pech, ik ben aan het rijden. Dan gaat de telefoon, maar de handsfree heeft kuren. Met moeite begrijp ik dat het adres van de meeuw verkeerd is. Ik had een ééncijferig huisnummer opgekregen en het had een tweecijferig moeten zijn. Foutje, kan gebeuren. Ik ben nu eenmaal onderweg, eerst maar die kater wegbrengen en dan weer terug naar de meeuw. Zo op de grote weg kan ik toch niet keren en als ik eenmaal kan keren ben ik al vlak bij de grote stad. Bij het asiel aangekomen vertelt de receptie me dat ze wegens overbevolking alleen maar urgente gevallen aannemen. Leuk dat centrale en dierenambulance daar óók mee op de hoogte zijn. Even overlegd. Beste is het beest in de buurt van zijn woonhuis vrij te laten in de hoop dat ‘ie niet wéér aan de zwerf gaat. Dan maar weer onderweg naar de meeuw en dan aansluitend die kater vrijlaten. Ik maak wel kilometers op deze manier. Tijdens de rit komt er alweer een nieuwe melding binnen. Over twee kittens die op hetzelfde industrieterrein als de meeuw gevonden zijn. Tijdens dat gesprek komt er nóg een telefoontje binnen. Omdat ik net met de centrale in conclaaf ben kan ik die niet beantwoorden. Bij de meeuw aangekomen blijkt het een transportbedrijf te zijn. In eerste instantie pak ik de verkeerde ingang naar een ander bedrijf met hetzelfde huisnummer. Daar weten ze, uiteraard, van niets. Weer opbellen en ditmaal wel een antwoord. Het klopt dat het hetzelfde huisnummer is, maar ik moet één inrit verder zijn, bij de groene loods. Bij de juiste inrit zet ik de bus neer en ga op zoek naar iemand die meer weet van de meeuw. Dat is makkelijk. De eerste monteur die ik aanschiet wist me te vertellen dat de meeuw in kwestie inmiddels overleden was. Waarschijnlijk een flinke tik van een auto gehad en uiteindelijk aan de verwondingen overleden. Ook dat gebeurt. Van deze weg heb ik al vaker verkeersslachtoffers mogen ophalen. Terug in de bus bel ik op naar het gemiste nummer. Dat blijkt de eigenaar van de kater, die ik nog steeds in de bus heb. Die is in Verweggistan op vakantie en is verrast om een belletje van de dierenambulance te krijgen. Het blijkt dat de kater een notoire zwerver is, die soms dagenlang op sjouw is en tegen de tijd dat hij honger krijgt zijn bakje komt leegeten. In afwezigheid van het gezin zorgen opa en oma dat dit bakje gevuld blijft. Maar opa en oma hadden het beest nog niet gemist. Niet zo verwonderlijk als het zo’n zwerver is. Maar de mensen gaan van harte akkoord met het loslaten van het beest nabij de woning. “Dan vindt ‘ie het wel”. | |