Fantasy Roleplay | |
19-05-11 12:57:48 | Arya![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 746 OTindex: 40.038 |
Met een diepe zucht ging ze, terwijl ze zat, nog eens haar gedachten na. hij had gezegt dat hij thuis zou zijn, er lag geen briefje, er waren geen sporen dat hij vertrokken was, zijn kleren waren er, alles was zoals het moest zijn, behalve dat hij er dan niet was. Kitara had sinds het overlijden van haar ouders altijd samen gewoond met haar broer, die voor haar gezorgd had. Ze kon redelijk voor zichzelf zorgen, maar het was gewoon niet goed. Hoe langer ze er zat, hoe wanhopiger ze werd. Hij was er altijd geweest, hij had altijd voor haar gepast en op haar gelet, en ze had nooit gezien dat hij weg wilde van haar. nou ja, lichtelijke irritatie misschien, maar dat kwam nu eenmaal voor tussen broer en zus. terwijl er op de straten steeds minder elven rondliepen begon het op haar wanger drukker te worden, en begon ze zachtjes te snikken | |
19-05-11 13:09:11 | nietmeer |
"Lyndon...de laatste keer dat ik hier doorheen kwam kreeg ik een dozijn ridders achter me aan. Dat zal nu niet veel beter zijn vrees ik," zegt Vŕilan. "Damala, waar heb je eigenlijk gezeten toen je een paar dagen nadat ik je had herrezen ineens verdween? Ik wou je nog zoeken, maar ik vond het beter om terug te gaan naar Paphos." "Ik ben eerst naar Korte gegaan, heb daar een tijdje geleefd. Maar ik vond het een beetje saai worden, dus ben ik gaan rondtrekken, vooral langs de grenzen omdat daar vaak verse reizigers aanwezig waren. Ik heb in die tijd ontzettend genoten van mijn nieuwe krachten, en dat doe ik nog steeds. Ik vergat jou zelfs, tot ik op een gegeven moment hoorde dat jij op het punt stond om door Gauldoth gepromoveerd te worden," antwoordt Damala, waarna ze bij de grens tussen de twee landen arriveren. De grens tussen Lyndon en Korresan wordt gevormd door een woeste, brede rivier. Het contrast tussen de twee landschappen is overduidelijk. Korresan, een dood, troosteloos en nagenoeg kaal land, waar alleen dode planten en bomen staan en het water niet beweegt, tegenover het levendige Lyndon, met groen gras, hoge bomen, landerijen en bloemenvelden. "Als het nog had gekund zou ik er hoofdpijn van krijgen," zegt Vŕilan. "We moeten met z'n allen de rivier over, gelukkig heb ik daar een spreuk voor." Hij tovert zijn boek tevoorschijn en leest de spreuk op. Over de rivier verschijnt een zwarte balk. "Snel, dat ding blijft maar heel even liggen!" zegt Vŕilan terwijl hij zijn paard de sporen geeft. Hij, Damala en enkele van de reizigers bereiken de overkant, maar de laatste twee doen er te lang over en vallen in het water nadat de brug is verdwenen. "Die zien we nooit weer terug," zingt Damala. "Lach maar, we hebben dringend versterking nodig," moppert Vŕilan. "Ach, ouwe mopperkont," zegt Damala grijnzend. "Oud? Ik? 19 jaar was ik toen ik stierf. Dat is inmiddels zevenhonderd jaar geleden. Dat is beslist niet oud! Maar goed, de avond valt. Laten we geen slaapplek opzoeken en ook niet uitrusten. We gaan de stad voor ons even een bezoekje brengen...." | |
19-05-11 13:13:25 | linctus![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 1.339 OTindex: 17.058 |
Offtopic: Linctus slenterde wat door de straten zonder doel. Pas toen hij merkte dat er twee wachters achter hem aan liepen keek hij eens op. Hji was half slapen in een echte elvenwijk gelopen. En op dit tijdstip was dit niet iets wat stadwachten zelf graag zagen. De zon zou namelijk dadelijk wel opkomen, maar het was pas een uur of 3. muse als jij vind dat het nog in de avond plaats vond dan kan dat. Pas na jouw post heb ik voor het eerst genoemd dat het weer ochtend werd. Linctus besloot langzaam zijn route bij de stellen om weer in de immigranten buurt te komen. Echter toen hij zich omdraaide zag hij dat er geen wachters meer achter hem liepen. In de verte zag hij wel een schim weglopen. Linctus had door de jaren in de mijn best goed zicht gekregen in het donker en besloot met een grotere tred de schim te volgen. Hoe dichterbij Linctus kwam hoe harder hij ging rennen. De schim was een persoon in een mantel. Zo veel kon Linctus al zien. Hij versnelde nog een beetje, en de persoon met de mantel kwam in bereik van zijn hand. “heey, waarom volg jij me?” Riep Linctus terwijl hij met zijn hand de schouder van de persoon vast probeerde te pakken. | |
19-05-11 13:20:22 | MuseMatt![]() ![]() ![]() WMRindex: 3.360 OTindex: 21.667 |
Offtopic: Creanan was aangekomen bij zijn huis en zag dat er iets mis was. Er was geprobeerd in te breken. Een flinke kras op het slot van zijn deur. Ze hadden beter moeten weten, zijn slot was geen simpel Elvenproduct, maar een echt Dwergenslot. Daar waren ze goed voor, Dwergen. de kras kon hij er makkelijk afvegen, hij vroeg zich wel af waarom iemand bij hem zou willen inbreken... ik breng 'm wel ff thuis ![]() Er was iets vreemds aan deze dag en hij wist nog niet goed wat. Hij opende de deur en tilde zijn kar naar binnen. Na simpele maaltijd maakte hij zich klaar toen hij iemand voor zijn raam naar binnen zag kijken... | |
19-05-11 13:40:04 | nietmeer |
"Wat gaan we in die stad doen?" vraagt Damala. "Je kunt beter vragen wát we met die stad gaan doen," grinnikt Vàilan. Zodra de zon achter de heuvels is verdwenen, stuurt Vàilan de overige reizgers naar de landerijen rondom de stad met het bevel om iedereen te doden en alles in brand te steken. "Ze zijn met z'n tienen, dat moet genoeg zijn. Damala, ga jij ze eens helpen. Ik ga even in mijn boek kijken wat ik zoal in petto heb voor deze ongelukkigen." Damala's bloedrode ogen glinsteren van blijdschap en ze sprint op hoge snelheid naar de boerderijen. Vàilan slaat zijn boek open en zoekt een paar leuke spreuken uit. Hij heft zijn staf hoog in de lucht en leest de eerste spreuk op. Vanuit het niets storten duizenden vleermuizen zich op de stad. "Spoedig zal deze hele stad in puin liggen en heb ik tenminste een basis om me voor te bereiden op de tocht naar het elvenrijk." zegt hij tegen zichzelf. De stadspoort opent zich en tientallen ridders stormen de stad uit. "Die pak ik wel even!" mompelt Vàilan. Hij richt zijn staf op de ridders en vuurt een groene wolk af. De wolk treft de ridders die langzaam beginnen te stikken. "Nu maar even voor wat versterking zorgen." Vàilan bladert naar een van de vele hoofdstukken over dodenbezwering, en heft zijn staf weer in de lucht. Met een lange spreuk herrijst hij allen die in deze korte tijd zijn omgekomen. "Maak het karwei af!" buldert Vàilan. De hele nacht lang jagen de troepen van Vàilan mensen hun huis uit om ze vervolgens op straat te vermoorden. Vàilan loopt, terwijl dit allemaal gebeurt, rustig door de stad op weg naar het kasteel van de graaf. Hij kan zonder moeite het kasteel binnenkomen en de graaf in zijn troonzaal bereiken. "Ga weg...ga weg!" roept hij. "Wachters!" De graaf pakt een zwaard en rent op Vàilan af. "Dwaas, daarmee ga je me niet doden." De man ramt het zwaard dwars door de kleding van Vàilan. "Nee hè, nu is mijn prachtige pantser stuk." moppert Vàilan. Hij grijpt de graaf bij de keel en houdt hem voor zijn gezicht. "Wat...moet...je," stamelt de man. "Je stad, wat anders?" grijnst Vàilan en hij doodt de graaf. | |
19-05-11 14:56:16 | Arya![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 746 OTindex: 40.038 |
Na de tijd kwijt te zijn geraakt gaat Kitara maar terug naar huis, totdat ze haar sleutel in het slot wilde steken. het leek wel geforceerd, maar naar binnen waren ze niet gekomen. De sleutel deed het in ieder geval nog wel, en ze ging naar binnen, waarna ze de deur achter zich weer op slot deed. Ergens begon een vlammetje hoop te branden, dat het haar broer was geweest. Totdat ze zich realiseerde dat hij dan wel naar binnen was gekomen, omdat het zijn eigen slot was geweest. Eenmaal boven in haar kamer ging ze in haar bed liggen en probeerde de slaap te vatten, hopend dat haar nu vermiste broer slechts een nachtmerrie geweest was. ------------------------------------------ "Wees alsjeblieft stil" Fluisterde de onbekende jonge vrouw tegen hem, nadat ze de deur open had weten te krijgen. Ze zag er niet uit alsof ze iets slechts van plan was, eerder wanhopig. "Ik ben niet van plan iets te stelen, ik heb alleen je hulp nodig." Zei ze, en legde haar staf op de grond. "Ik heb rondvraag gedaan, en je schijnt een goede gids te zijn. Ik moet de stad uit, en wel zo snel mogelijk. Ik heb een geheime boodschap af te leveren, maar er zitten mensen achter me aan." Ze hield haar armen omhoog. "Foulieer me maar, ik heb geen andere wapens, of waardevolle spullen bij." Toch lichtelijk wantrouwig foullieerde hij de jonge elvenvrouw, maar vond inderdaad niets van waarde. "Oke, het lijkt goed te zijn, maar waarom ga je zelf niet gewoon?" vroeg hij haar. "dat kan ik niet, ik kon heel ergens anders vandaan, ik ken het terrein hier niet" gaf ze toe. "alsjeblieft, kunnen we vertrekken? ik zal je goed betalen" Hij stemde toe, maar zei dat hij het zijn kleine zusje tenminste moest vertellen. Ze schudde angstig haar hoofd. "nee, alsjeblieft niet. echt niemand mag het weten." Ze haalde iets uit haar zak, een of ander amulet. Die was hij net niet tegengekomen.. "Hier, pak deze aan. het is een erfstuk. Je zusje zal niets overkomen, maar we moeten NU weg" Legde ze de nadruk er op. Hij pakte het amulet aan, stopte deze in een van zijn eigen zakken en knikte. Hij was gedeeltelijk overgehaald door haar hulpeloosheid en haar uiterlijk, wat heel anders was als die van de elven uit deze stad. Ze pakte haar staf weer op, en onder zijn begeleiding verlieten ze de stad zonder ook maar een spoor achter te laten. "Zorg even voor jezelf Kit, ik ben snel weer terug" fluisterde hij nog stilletjes. | |
19-05-11 15:38:49 | MuseMatt![]() ![]() ![]() WMRindex: 3.360 OTindex: 21.667 |
Toen Creanan ging kijken bij het raam was er weer niemand te zien. Verbeeldde hij zich het? Hij besloot maar te gaan slapen, deze dag was al raar genoeg geweest. | |
19-05-11 15:56:01 | nietmeer |
De volgende ochtend staat Vàilan tevreden toe te kijken vanaf een balkon van het kasteel. De stad is gevallen. De inwoners zijn dood. Ondood. Vàilan had de dag ervoor bevolen om alle doden bijeen te brengen zodat hij ze kon herrijzen. Overal in de stad zijn smederijen opgebouwd om de ondode soldaten van wapens te voorzien. Allerlei materiaal is geplunderd en gestolen om wapens van te maken. Vàilan loopt vrolijk weer naar binnen, waar hij een briefje vindt. Vàilan, ik heb mezelf even in een donker hok teruggetrokken. Het zonlicht staat me niet zo aan, weet je. Liefs, Damala. Vàilan stopt het briefje in een la en begeeft zich naar de troonzaal van de graaf, die eveneens herrezen. "Graaf, zodra ik weer verder trek moet jij deze stad leiden zoals je dat altijd hebt gedaan. Ik ben niet de enige hier die de doden kan herrijzen, dus bouw legers op en verover ook de andere steden van Lyndon. Toon geen genade en laat het hele land letterlijk branden," zegt hij. De graaf knikt. "Zoals u wilt, meester." zegt hij. "Oh, val onder geen voorwaarde het elvenrijk binnen. Laat dat aan mij over. Waarschijnlijk zullen de elven de mensen te hulp schieten...al is de relatie tussen hen de laatste tijd niet meer zo goed. Maar wees voorzichtig. Zet geen voet over de grens!" gaat Vàilan verder. De graaf knikt weer. "Komt in orde, meester." Vàilan loopt het kasteel uit en begeeft zich naar een half gesloopte taverne. "Lyndon zal spoedig bij het rijk Korresan horen. Benieuwd of keizer Gauldoth dat leuk vindt...ik mocht van hem doen wat mij goeddunkte, en dat doe ik nu ook." "Meester, meester!" roept een eenarmig skelet in vodden. "Ja?" vraagt Vàilan. "De verkenners zijn terug. Ze berichten dat er een zwakke plek aan de oostkant van het elvenrijk zit. Daar moet u uw invasie beginnen," "Kan ik me niet voorstellen...elven die hun grenzen niet goed verdedigen? Het zal wel een valstrik zijn. Ik ga gewoon door de voordeur. En wie mij durft tegen te houden komt onder mijn bevel te staan!" | |
19-05-11 17:54:23 | linctus![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 1.339 OTindex: 17.058 |
Linctus greep de schouder van de persoon vast, maar zijn handen grepen in het niets. Een hersenschim uit zijn eigen fantasie. Linctus verloor zijn evenwicht en viel hard tegen een voordeur aan. Met een grote klap lag Linctus op de grond. Hij voelde aan zijn hoofd en stond weer op. De deur van het huis ging open en een elf kwam met een lantaarn naar buiten. "Wat moet dat hier voor mijn deur?" Begon de elf. "Waarom moeten wij gewekt worden? Ben jij helemaal gek geworden?" Linctus stond op en ging voor de elf staan. Zijn gezicht een paar centimeter van die van de elf. "EN NU MOET JIJ EENS LUISTEREN ELF." Bulderde Linctus "IK MAG ZOVEEL KABAAL MAKEN ALS IK WIL, MAAR TOEVALLIG WAS IK GESTRUIKELD. DUS HOU JE GROTE MOND VOORDAT IK HEM DICHT TIMMER." Linctus stond te koken. Al die elven hadden zo snel hun oordeel klaar. De woordenwisseling duurde voort en meerde elven kwamen uit hun deur om te kijken wat de commotie was. Een groepje met stadswachten kwam aangesneld. Ze trokken hun zwaard en eiste dat Linctus terug keerde naar zijn eigen buurt. Linctus had zo'n zin om de wachters een flinke tik te verkopen. Echter wist hij dat het slimmer was om te vertrekken. Linctus liep terug terwijl een grote groep elven hem weer nakeken. Dat gebeurde Linctus nou weer. Altijd kreeg hij de schuld. | |
19-05-11 18:10:18 | nietmeer |
"We hebben genoeg troepen bij elkaar om de verovering van Lyndon voort te zetten, meester," zegt een bode tegen Vŕilan. "Prima, trek eropuit, in alle richtingen...behalve richting het elvenrijk. De grenzen zijn duidelijk aangegeven, ga er niet overheen en kom er niet in de buurt. Alles wat van waarde is neem je mee en breng je hier. Brand alles plat wat je tegenkomt, de natuur incluis, en zorg ervoor dat iedereen die omkomt bij het leger gevoegd wordt. Ik ga mijn privéleger formeren om het elvenrijk een bezoekje te brengen," antwoordt Vŕilan. "Waarom u wel en wij niet?" vraagt de bode. "Doe wat je wordt opgedragen! Of durf jij soms aan mijn leiderschap te twijfelen?!!!!" tiert Vŕilan. "Nee...nee heer, vergeef me. Ik...,". De bode buigt en loopt snel weg. "Die moet ik in de gaten houden," mompelt Vŕilan. Plotseling ziet hij iets bewegen achter een huis. Hij stuurt enkele soldaten ernaar toe, maar die vinden niets. "Hm, het zal wel meevallen." Vŕilan loopt naar een smederij en beveelt de smid om voor hem een zwaard te maken. Terwijl deze bezig is, loopt Vŕilan wat rondjes rondom de smederij, wanneer hij plots weer iets ziet bewegen. "Nu heb ik het goed gezien!" Weer stuurt hij enkele soldaten naar de plek toe, maar er is niks, alleen een klein amulet. "Dit lag achter het huis," zegt een soldaat. Vŕilan bekijkt het amulet aandachtig. "Elven...er was hier een elf. Alleen elven dragen deze amuletten. Vind die spion en breng hem of haar naar mij, dood of levend!" roept hij. De soldaten verspreiden zich en zoeken waar ze maar kunnen, maar tevergeefs. "We hebben haar wel gevonden...maar voordat we iets konden doen zagen we haar de grens oversteken," zegt een van hen. Vŕilan vermorzelt het amulet. "De elven weten nu dat wij hier zijn...dat was uiteindelijk wel duidelijk geworden, maar toch. Ik had er ook niet op gerekend dat mijn inval een verrassingsaanval zou zijn. Toch wil ik het zo onaangekondigd mogelijk houden. Plaats troepen rondom de stad en houd alles en iedereen tegen die er verdacht uitziet!" roept hij. | |
19-05-11 19:42:26 | Arya![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 746 OTindex: 40.038 |
De volgende ochtend werd Kitara wakker, en sprintte naar beneden, hopend dat het gewoon een vreemde droom was geweest dat hij er niet was. Helaas, het bleek gewoon de harde waarheid te zijn, niemand was aanwezig behalve zijzelf. Ze pakte maar weer een stuk brood uit de voorraadkast, wat kaas, en ging naar buiten. Ze zou tenminste een stukje groen op zoeken om lekker in te gaan eten. Na een beetje rondstruinen, ging ze ergens het het gras zitten. Aan beide kanten langs haar en achter haar stonden bomen, maar voor haar kon ze het marktplein zien. De mensen waren al weer bezig met het opbouwen. --------------------------------------------- Beide elven waren praktisch onzichtbaar. De hele nacht hadden ze doorgelopen op aandringen van de vrouwelijke elf, die nog meer haast bleek te hebben dat hij eerst had vermoed. "Hoe ver is het nog?" Vroeg zij hem, waarop hij even nadacht. "Niet ver meer, aan het einde van dit bos zou je het zo moeten zien liggen" Aan de ene kant was hij woedend op zichzelf, dat hij Kitara achter had gelaten. daarom had hij het ook niet erg gevonden dat ze dag en nacht doorgelopen waren. Maar het scheen echt van idioot belang te zijn dat haar bericht ergens aankwam, waar dat dan ook precies moest zijn. hij wist alleen welke stad, voor de rest wist hij niets. | |
19-05-11 20:34:45 | nietmeer |
"Hebben we zwaar geschut?" vraagt een soldaat aan Vŕilan. "Wat bedoel je?" vraagt Vŕilan. "Om de hoofdstad van Lyndon, Lodwar, aan te vallen hebben we zwaar geschut nodig. We redden het vast niet met alleen maar gewone infanterie," zegt de soldaat. "Maak je daar geen zorgen om. Ik heb de kracht om een spookdraak op te roepen. Het zal niet makkelijk zijn, en liever gebruik ik zoiets in uiterste noodgevallen. Maar Lodwar, de stad waar iedereen het over heeft, en waar de beste juwelen van het hele continent worden gemaakt, moet in onze handen vallen. Dat maakt onze positie meteen een stuk sterker. Laat het me weten als jullie Lodwar willen aanvallen, dan krijgen jullie de steun die nodig is." zegt Vŕilan. "En jullie moeten de verdedigingswerken verder opbouwen! We hebben een stad in handen, deze mag niet heroverd worden!" roept Vŕilan tegen andere soldaten. De nieuwe stadsmuren worden opgetrokken uit zwart graniet en de overblijfselen van eeuwenoude doden die van begraafplaatsen zijn gehaald. Vŕilan haalt een glazen bol tevoorschijn, en wrijft erover. Hij ziet zijn troepen de volgende mensenstad in Lyndon bereiken. "Spoedig zal een tweede stad zich aan mij onderwerpen," grinnikt hij. | |
19-05-11 20:37:51 | Madarian![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 2.597 OTindex: 5.605 |
Madarian kijkt even rond. Dan hoort hij in de verte kooplieden schreeuwen. Een paar straten verder komt hij op de markt. Het is druk. Erg druk. Ideaal voor zakkenrollers. Het is dat hij voorlopig geen geld nodig heeft, anders kon hij hier z'n slag slaan. Hij ziet een kraam met kleding en harnassen. Op zich is alles van redelijke kwaliteit, maar hij ziet niets bijzonders. Z'n eigen spullen zijn beter. Even verderop is een winkel die ook kleding en harnassen verkoopt. Madarian gaat hier naar binnen en begint rond te kijken. Door het stof van z'n capuchon ziet hij dat de eigenaar hem goed in de gaten houdt. Ach, er zit toch niets... Wacht eens. Zijn dat... Ja! Die zwarte handschoenen horen bij het harnas van Victor de Vlugge! Madarian kijkt nog even verder. Hij ziet een zwart harnas. Hij bekijkt de stof en voelt eraan. Het voelt beter dan het leer wat hij nu aan heeft. Hij beweegt het harnas. Zo goed als geen geluid. Het ziet eruit alsof het een beter harnas is dan wat hij nu heeft. Madarian mompelt: "Maar is het even stevig als leer?" Hij doet dit expres zacht maar net hard genoeg dat de eigenaar het met z'n elvenoren kan verstaan. De eigenaar komt naar hem toe. "Een mooi harnas, vindt u ook niet? Het is een lichte stof, het voelt beter aan dan leder, maakt weinig geluid en het kan tegen een stootje. En dat allemaal voor 3 goudstukken." "Maar ik mis een paar handschoenen bij dat harnas, en die heb ik toch ook nodig. Misschien moet ik nog even verder kijken." "Weet u wat, probeer het eerste even aan. En als u er een paar handschoenen bij kunt vinden, dan krijgt u die er gratis bij als u het harnas koopt." "Hmm. Dat zal moeilijk worden, aangezien ze allemaal licht van kleur zijn, maar je weet maar nooit." Madarian trekt het harnas aan. Het zit goed. Geen helm, maar de cape kan er ook goed overheen. Daarna gaat hij 'zoeken' naar handschoenen. Na een halve minuut pakt hij de handschoenen van Victor de Vlugge. "Deze passen er goed bij denk ik." Madarian trekt de handschoenen aan. De pasvorm is niet helemaal optimaal, maar dat kan hij wel aanpassen. "Ik neem dit harnas en de handschoenen. 3 goudstukken was de prijs, toch?" Hij pakt 3 goudstukken en geeft het aan de eigenaar van de winkel. Dan loopt hij de winkel uit. Een glimlach verschijnt even op z'n gezicht. Dit was een zeer goede deal. De handschoenen alleen zijn al 1 goudstuk en 5 zilverstukken waard, en die heeft hij gratis. Maar de echte prijs komt pas als hij meer kan vinden van het harnas van Victor de Vlugge. Zo langzamerhand begint het avond te worden. en Madarian besluit om op zoek te gaan naar een herberg. Na een tijdje vindt hij er eentje en gaat naar binnen. "Hoeveel kost een kamer voor één nacht?" "20 zilverstukken." Madarian geeft 1 goudstuk. "Dit is voor een kamer en voor al het bier wat ik ga bestellen. Laten we beginnen met 5 bier. Ik heb wat te vieren!" De nacht vordert en Madarian is flink dronken. Inmiddels weet de hele herberg het complete verhaal over Hörger. Dan staat Madarian op, en valt op de grond. De kastelein geeft een knik naar een serveerster. "Kom maar, dan breng ik je naar je kamer." Eenmaal aangekomen bij de kamer, begint de serveerster Madarian uit te kleden. Ze vindt een gespierde lichaam altijd opwindend, en aan de littekens te zien heeft Madarian een heleboel meegemaakt. Ze dirigeert hem naar bed. Ze begint hem te strelen, maar dan begint Madarian licht te snurken. Teleurgesteld houdt ze op. Ze legt een kamersleutel op het nachtkastje en loopt naar de deur. Ze kijkt nog even vol verlangen naar Madarian en doet daarna de deur op slot met haar loper. | |
19-05-11 20:53:13 | nietmeer |
Vàilan bekijkt de kaart van Lyndon. "Lodwar ligt hier...ok, wel een eind weg. Ik heb Devonshire veroverd. Mijn troepen staan op het punt om ook Kenmare en Merlon te veroveren. Belangrijke handelssteden zijn het. Vanaf daar kunnen ze ook havensteden veroveren. Lyndon zal afbrokkelen, afbranden, verdorren, en ik, Lichmeester Vàilan, zal dat ook gaan doen met het elvenrijk, mwuahahahahaaaaa!" De bulderende lach van Vàilan wordt door de wind meegevoerd en is tot ver in het elvenrijk te horen... | |
19-05-11 21:16:25 | MuseMatt![]() ![]() ![]() WMRindex: 3.360 OTindex: 21.667 |
Creanan was vroeg opgestaan en er was niets te merken van de rare dag van gisteren. Na zijn gebruikelijke ritueel van opstaan, scheren, wassen en ontbijten ging hij richting de begraafplaats van de stad. Niet omdat hij daar zo graag heen wilde, maar omdat er veel kruiden groeiden. Hij begroette onderweg een paar mensen die net als hij een vaste ochtendroutine hadden, en ging naar de plaatsen waar hij wist dat hij Liliaceae, Umbelliferae, Caryophyllus en Marrubium kon vinden. Allemaal niet zo heel bijzonder maar hij was er weer bijna doorheen. Op weg naar de markt maakte hij nog een korte stop bij de tempel, en maakte daar zijn wekelijkse offer aan de Goden, iets wat hij al zijn hele leven deed. Op de markt aangekomen zette hij zijn kraam weer op en maakte zich klaar voor de nieuwe dag. Hij had behalve kruiden vandaag ook wat mantels te koop die hij van het hof had gekregen om te verkopen. Uitstekende stoffen, variërend van felgekleurde mantels voor ceremoniële doeleinden tot donkere mantels geschikt voor in het bos met bijzonder veel ruimte om dingen in te bewaren. Hij hoopte dat hij er wat kon verkopen vandaag, want hij kon wel wat extra inkomsten gebruiken. Zijn snaren van zijn luit werden een stuk minder en hij had weinig zin om in het bos te zoeken naar lynxen om darmsnaren van te gaan maken. Het duurde niet lang of de eerste mantel was al verkocht. Een bloedrode mantel, voor een dame die Creanan alleen maar in de ruigere buurten van de stad had gezien. Hij vroeg zich af of het geld wel helemaal eerlijk was, maar besloot er maar niet moeilijk over te doen. Had ik maar geen handelaar moeten worden dacht hij. | |
19-05-11 22:03:23 | nietmeer |
"Waarom moesten we zonodig Lyndon binnenvallen?" vraagt een soldaat. "Pardon?" antwoordt Vàilan. "Lyndon is een relatief klein koninkrijk, niet echt iets om trots op te zijn. Waarom pakken we juist die?" "Omdat we in deze richting gingen op weg naar het elvenrijk. Daarom. Hoezo, heb je er soms problemen mee?" vraagt Vàilan. "We hadden ook via het mensenrijk van Channon gekund," zegt de soldaat. "Channon...dat rijk is inderdaad enorm. Enorm. Rijk, machtig. Maar onneembaar. Een paar steden misschien, maar meer ook niet," zegt Vàilan. "En de hoofdstad dan? Wie Rylos kan veroveren, is oppermachtig." "Rylos ís niet te veroveren. Het ligt strategisch gezien ontzettend gunstig en wordt zo zwaar bewaakt dat je daar met geen mogelijkheid bij komt. De mensen van Channon zijn voor niemand bang, daarom zijn ze ook neutraal in conflicten. Ze vallen niemand aan, want niemand is zo gek om hen aan te vallen. Zelfs ik niet," zegt Vàilan. "Maar denk toch aan wat je kan doen als je Rylos hebt?" "Zwijg! Als ik Channon binnenval met slechte bedoelingen, werken ze me meteen de deur uit met alle mogelijke middelen. En als ze me dan ook nog achternazitten gaat heel Korresan eraan. Zo sterk zijn ze. Daarom durft niemand ook iets tegen Channon te beginnen. De vergeldingsacties gaan door totdat alle dreigingen verdwenen zijn," zegt Vàilan. De soldaat loopt weer verder. "Maar wat zou ik graag Rylos willen hebben...misschien dat ik een kansje maak als ik die vier voorwerpen in handen heb. Maar goed, eerst moet ik mijn positie in Lyndon verstevigen en het elvenrijk daarna aanvallen. Ach, had ik maar een kaart van dat rijk. Ik zou graag willen weten wat de hoofdstad is, of waar de koninklijke familie zetelt. Dat zijn belangrijke schakels...als ik die weet te bemachtigen, moeten die elven wel doen wat ik van ze verlang." | |
20-05-11 06:42:27 | Arya![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 746 OTindex: 40.038 |
Nadat ze haar ochtendmaaltijd op had, besloot Kitara dat ze nog maar een stukje over de markt ging struinen. Nu haar broer er niet was, kon ze maar beter kijken of iemand nog een karweitje voor haar had. misschien kon ze er zelfs nog wel iets mee verdienen. Dergelijke dingen had ze wel vaker gedaan, en er werden voornamelijk sjouwkusjes of andere dingen gegeven waarbij ze geen communicatie nodig had, vaak dachten verkopers dat hun klanten het vervelend zouden vinden telkens te moeten lezen en te wachten op een antwoord. Ze liep het marktplein op met haar schrijfboekje, en elke keer als ze iemand zag die even niet met een klant stond te praten, hield ze het omhoog. 'heeft u misschien een karweitje voor me?' stond er op geschreven. De meeste elven vertelde haar van niet, tot ze op gegeven moment bij dezelfde elf uitkwam als die haar gister omhoog geholpen had. weer hield ze haar schrijfboekje omhoog. | |
20-05-11 08:59:55 | Madarian![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 2.597 OTindex: 5.605 |
Madarian wordt 's ochtends wakker met een flinke kater. Hij staat op en wankelt naar het raam en doet deze open. Het felle zonlicht dat dan meteen op hem schijnt doet pijn aan z'n ogen. Dan voelt hij wat opkomen. Madarian gaat meteen uit het raam hangen, en het restant van het bier verlaat via de bovenkant het lichaam. ![]() | |
20-05-11 09:51:34 | Demion![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 4.305 OTindex: 3.487 |
‘het heeft als bijnaam een drakenoog’ sprak de man trots. Demion stond met een vuurrode steen in zijn handen niet veel groter dan zijn duim. De intense gloed had slechts een fractie van enkele seconden hem verblind, waarna hij verbaast in de kast had gekeken. Hij had koekjes verwacht, maar vond de dieprode steen, die op vreemde wijze zijn volledige aandacht vroeg. ‘een drakenoog?’ vroeg Demion enig sinds benieuwd naar het verhaal achter de steen. De man glimlachte en pakte de steen uit Demions hand om hem tegen het licht te houden. ‘Een drakenoog is een steen die zeer zeldzaam is in onze wereld. Niemand weet precies waar ze vandaan komen, maar alle magiërs zijn er van overtuigd dat ze enorme kracht bevatten’. Demion voelde zich vreemd in zijn buik, wat leek te worden veroorzaakt door de diep rode steen voor hem. Da’marak zijn ogen stonden rustig en vertrouwd, waarna hij een kleine glimlach op zijn gezicht toverde en zijn verhaal vervolgde. ‘hoe men precies de kracht kan oogsten van de drakenogen is niet bekend, maar sommige is het gelukt blijkt meerdere malen uit historische documenten. Volgens de teksten kan niet iedereen haar krachten oogsten, maar kies de steen zelf haar meester’. Da’marak pakte Demions hand, stopte de steen erin en sloot Demions vingers eroverheen. De een donker rode gloed kwam rustig tussen zijn vingers door epen. ‘Daarom had ik de steen daar verstopt’ vervolgde de oude man ‘ik moest er zeker van zijn dat jij het was. Ik had gelijk. Jij hebt het recht op deze steen mijn jonge vriend’. Demion keek op naar Da’marak ‘Maar hoe wist je dat ik de gene zou zijn die recht zou hebben?’. Da’marak greep zijn stok en ging staan. De glimlach op zijn gezicht voorspelde dat er meer achter dit verhaal schuil ging dan Da’marak tot nu toe had verteld. ‘volg mij jonge man, je aankomst was al voorspeld’. Da’marak en Demion waren de tempel, waar de oude man woonde, uitgelopen en waren door de begraafplaats gelopen tot ze aankwamen bij een dicht struikgewas. Demion had geprobeerd nog wat meer informatie uit Da’marak te krijgen, maar de oude man had hem gebaard gewoon stil te zijn en hem te volgen. De man sloeg met zijn stok de takken opzij en achter het stuikgewas leek nog een verborgen stuk tuin te liggen met een mooi klein binnenplaatsje. Da’marak gebaarde hem te volgen zonder. Demion gehoorzaamde en liep achter hem aan. Na enkele minuten bleef de man staan en draaide zich om naar Demion. ‘We zijn aangekomen bij de oude tempel van mijn genootschap’. Demion keek naar een vervallen tempel dat lichtelijk werd teruggenomen door de natuur. Hij krabbelde even achter zijn hoofd en vroeg zich af wat het nut was van dit loopje. ‘begrijp me niet verkeerd Da’marak, met alle respect, waarom zijn we hier?’. Da’marak sloeg met zijn stok tegen de benen van Demion ‘Mond houden, gewoon luisteren en mij volgen!’ sprak de man ditmaal streng en op krachtigere toon dat de man tot nu toe had aangeslagen. Demion schrok een beetje, boog uit respect iets voorover en hield zijn mond dicht. ‘dat is beter!’ mompelde Da’marak nu iets binnensmond. De oude man liep de oude verbrokkelde trap op met Demion die hem stil volgde. | |
20-05-11 10:08:19 | linctus![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 1.339 OTindex: 17.058 |
Linctus kwam weer in het immigrante gedeelte en liep richting de haven. Bij de haven liep hij langs de schepen die in de vroegte gearriveerd waren. Overal waren mensen aan het sjouwen en slepen. Opeens klonk er achter Linctus zijn naam. “Linctus” riep een van de schippers. “Zoek jij nog werk voor vanochtend?” Linctus draaide zich om en zag een bekend gezicht. “Gewoon wat sjouw werk.” Begon de schipper. “Je weet dat ik goed betaal.” Linctus keek naar de schipper met wie hij als eens zaken had gedaan. De schipper leverde vroeger gereedschappen voor de mijn en had sinds de sluiting zijn zaken veranderd zo leek het. “En jij weet dat ik voor dat geld hard werk.” Lachte Linctus en stapte op het schip. Het ruim lag vol met verschillende koopwaar in kisten en tonnen. “Allemaal voor de markt?” Vroeg Linctus en begon toen de spullen op een grote kar te laden. Toen Linctus de kar vol had trok hij deze moeizaam vooruit. Andere hadden die kar misschien niet eens van zijn plaats af gekregen, maar Linctus hield van hard werken. Met een lijst van marktverkopers trok Linctus de kar vanuit de haven naar de markt. | |
20-05-11 10:45:18 | nietmeer |
"Meester, meester, goed nieuws!" roept een bode die met het nodige lawaai de bibliotheek van Devonshire binnenvalt. "Vertel op, wat is er zo goed?" vraagt Vŕilan. "We hebben bericht van onze troepen dat Kenmare en Merlon gevallen zijn. We zijn nu bezig om alles te doen wat we hier in Devonshire ook deden," zegt de bode. "Prachtig! En is alles op jullie weg verbrand, zoals ik bevolen had?" "Ja, meester. Zo komt u maar kijken. Zo ver u kijken kunt zult u een zwart en afgebrand landschap zien." Vŕilan loopt naar een van de vele torens van het kasteel en geniet van het uitzicht. In de verte ziet hij nog wel bomen, maar dat is de grens met het elvenrijk. Voor de rest ziet het landschap er inderdaad uit zoals de bode beschreven had. "Aaah, het begint steeds meer op thuis te lijken. Brandende bomen, struiken, huizen, gebouwen. Verloekt zij dit prachtige land. Ik maak er mijn eigen paradijsje van! Over vervloekt gesproken..." Vŕilan pakt zijn boek erbij en bladert naar het hoofdstuk over vervloekingen. "Dat ziet er goed uit. Ik spreek een vloek uit over deze stad, over het land, over alles!" Hij roept zijn staf op en heft deze in de lucht. "Land van het leven, de vreugd en het groen, waar blijdschap en vrede overheersen. Sta mij toe daar wat aan te doen, laat duisternis dit land beheersen. Duisternis zal dit land bedekken, en de dood zal dit land bewonen. De schaduwen zullen nooit meer vertrekken, en zullen het licht voorgoed onttronen. Verban het leven, omarm de dood, vergiftig rivieren en kap het woud. Jaag het leven op, klein of groot, En maak het hier voor altijd koud." Vŕilan klapt zijn boek weer dicht. Meteen na het uitspreken van deze vloek zijn de gevolgen zichtbaar: Zwarte schaduwen verduisteren de zon en verspreiden zich over het land. De stad Devonshire wordt omringd door een dikke mist en al snel is te zien dat het leven langzaam uit het rijk Lyndon begint weg te trekken. "Dit zal het makkelijker maken om de rest van de steden te pakken. Het verdedigen van onze steden wordt zo ook eenvoudiger. En nu dit land langzaam afsterft wordt het voor de levenden onplezierig om zich hier te begeven..." zegt Vŕilan tegen zichzelf. Hij loopt wat heen en weer in de toren. "Ik vraag me af of de elven al weten wat in hun buurland gaande is," zegt hij. "Ik bedoel, zoiets kan toch niet onopgemerkt blijven?" | |
20-05-11 11:14:45 | Demion![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 4.305 OTindex: 3.487 |
Da’marak keek rond in de tempel waar de zon door een groot gapend gat in het dak, met allemaal planten eromheen, doorheen scheen. Hij leek even herinneringen op te halen aan vroeger, haalde diep adem en liep verder naar een deur. De oude man drukte enkele stenen naast de deur in. Het leek erop dat het een soort van sleutelslot was die in de juiste volgorde moest worden ingedrukt. Even bleef het stil, maar de stilte werd snel verstoord door een knarsend geluid van steen tegen steen. De deur rolde open en Da’marak vervolgde in stilte zijn weg door de deur heen. Demion volgde en zag dat ze in een oude bibliotheek uitkwamen. Aan het eind van de kamer zag hij al snel een vitrinekast staan met daarin een dik boek. De oude man ging ernaast staan en wees toen naar het boek. Da’marak haalde diep adem en begon toen zijn verhaal. Het verhaal begint zeer lang geleden, enkele eeuwen. Wij waren simpele monniken die in rust leefde samen in harmonie met de natuur. We namen slechts wat echt nodig was en hielpen de natuur herstellen. Vele jaren leefde we totaal afgescheiden van de rest van de wereld. Wij als monniken hadden totaal geen behoefte aan buitenstaanders, maar waren totaal niet vijandig tegen eventuele vreemdelingen die langs onze tempel kwamen met hun verhalen van schatten. Verontrustende berichten kwam na geruime tijd na de eerste vreemdelingen, dat een oorlog langzaam onze kant op kwam. We hadden geen idee wat ons zou overkomen als het oorlogsfront bij onze tempel komen en wilde afzijdig blijven. Helaas, als je misschien al begrepen had, lukt dat niet. De eerste gewonden en vluchtelingen van het oorlogsfront kwamen naar onze tempel op zoek naar een veilige haven en hulp. In onze natuur, stuurde wij niets of niemand weg die hulp wilde en hielpen zoveel we konden. Een vijandelijk leger kreeg bericht van ons bestaan en de hulp aan hun vijand, dus besloten ze ons een bezoek te brengen. We hadden totaal geen verdediging, dus zou de hele tempel vernietigd worden als het leger aan zou komen. We begonnen massaal te mediteren en te bidden voor hulp. Een van onze jongste was het bos in gegaan om rust te zoeken en te mediteren, maar was niet terug gekomen met heldere gedachten, maar met een zak met vuurrode stenen. Hij vertelde dat hij de stenen had gekregen van een draakachtig wezen die in het dichte woud woonde en dodelijk gewond was. Het had verteld dat het was gevlucht voor het aankomende leger, maar daarbij zijn kind en partner had verloren aan de kwade krachten die deze kant op kwamen. Het wezen beweerde dat het de stenen moest bewaken voor een drakenorder en had gefaald, mochten ze handen komen van kwaaddoeners. Het zag geen andere keuze dan de stenen over te dragen aan het laatste stukje goed wat nog in het gebied was om er over te waken tot de drakenorder ze terug kwam halen. De jongen had toegestemd, omdat de draak ook hulp zocht, waarna de draak stierf en verdween. Een leugen vertellen in de onze order was er niet bij, dus hadden ze het verhaal van de jongen totaal niet in twijfel getrokken. Nadat de stenen veilig in de tempel gebracht werden begonnen de stenen te gloeien bij sommige van de monniken. Na aanraking van de stenen claimde de monniken bovennatuurlijke krachten, zicht en reflexen te hebben. Het leger kwam dichter bij en de monniken zagen geen keuzen dan te vluchten en de stenen te verdelen onder hun leden. De stenen leken de monniken te kiezen door op het moment te gloeien bij nabijheid. De stenen, tien stuks totaal, werden verdeeld en de monniken vluchtte allen een andere kant op. Uit de documenten bleek dat het leger uiteindelijk de tempel en al haar monniken hadden verwoest. Ze leken ook bekent met de stenen en toen de hoofd van de order niet wilde toegeven, werden ze allemaal hulpeloos afgeslacht. Da’marak boog zijn hoofd uit respect en keek toen met enig sinds tranende ogen naar Demion. ‘Wat er verder is gebeurd, daar zijn geen documenten van, maar wat ik begreep zijn de 10 monniken die gevlucht zijn verspreid over de wereld, waar ze nieuwe orders begonnen. Ze hielden om mysterieuze wijzen contact, zelfs met hun lotgenoten aan de andere kant van de wereld. Ze trainde om de stenen te beschermen en hun belofte aan de draak te houden’. Demion luisterde aandachtig en zat gespannen te luisteren wat dit alles te maken had met Da’marak en zichzelf. Da’marak keek naar het oude boek en toen weer naar Demion. Zijn ogen waren weer droog en serieus. ‘Demion, ik ben een afstammeling van de order van “1 van de 10”monniken. Als enige van mijn order ben ik over en ben lange tijd op zoek geweest naar de nieuwe eigenaar van de steen. De meester had ooit eens gezegd dat de nieuwe eigenaar altijd zelf naar de steen kwam en dat meerdere malen gebleken. Nu 130 jaar later ben ik de laatste en stervende. Ik krijg het recht van de steen niet en moest wachten tot de volgende kwam. Nu heb ik hem gevonden’. | |
20-05-11 12:20:35 | MuseMatt![]() ![]() ![]() WMRindex: 3.360 OTindex: 21.667 |
Pfft wat is het moeilijk om mezelf hier te centreren, dacht Creanan. Het was niet zo gek, de geur van niet al te verse vis maakte menig marktman gek. Hij pakte wat lavendel, stak een kooltje aan en legde het daar op. Dat zou de geur weg moeten drijven. Opeens stond daar een vaag bekend gezicht voor hem. Het meisje wat hij gisteren overeind had geholpen stond weer voor hem met haar schrijfboekje omhoog gericht. "Heeft u misschien wat werk voor me", stond er op. Wat voor'n werk had hij voor een kind wat niet kon praten. In de kraam kon ze niet alleen blijven. "Misschien weet ik wel wat voor je," sprak hij vriendelijk tegen haar, "maar dan moet ik wel iets van je weten." Het meisje keek hem vragend aan. "Niets bijzonders," zei Creanan, "ik moet alleen maar weten wat je van kruidenkunde weet." | |
20-05-11 13:00:21 | Demion![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 4.305 OTindex: 3.487 |
Demion keek naar de steen die om zijn nek was gebonden aan een ketting die Da’marak had omgedaan. Hij stond buiten de poorten waar bij binnen was gevlucht en keek even achterom naar de houten deuren die hij achter zich hoorde vergrendelen. Binnen in de tempel dat Da’marak hem gewezen om een klein handboek die naast het grote boek in de vitrinekast lag. Er werd hem verteld dat het ging om een handboek geschreven in een oude taal door de oud-leider van Da’maraks order, “1 van de 10”. Demion had geen idee wat er stond. Da’marak had hem gezegd dat hij ook de taal niet sprak. De taal die geschreven stond was niet gewoon voor zijn order, maar alles zou duidelijk worden nu hij de drakenoog steen in zijn bezit had. Uiteindelijk had Da’marak hem meegenomen naar de poort van de tempel en verteld dat hij elk moment zou komen te overlijden, nu zijn taak gedaan was. Da’marak wilde sterven tussen zijn oude ordergenoten, die lagen begraven op de begraafplaats. Demion respecteerde zijn keuze en had zwijgend de tempel verlaten. De woorden in de handleiding zagen er voor Demion uit als wat simpel gekrabbel op de bladzijde. Ook geen illustratie tekeningen die misschien enig sinds een beeld konden werpen wat er stond. Hij klapte de handleiding dicht, deed deze in een beschermende hoes en stopte het veilig weg in zijn tas. Eindelijk was hij erachter gekomen wat hem zo naar deze stad had getrokken. Het drakenoog had hem geroepen en dat was alles wat hij nu wist. Wat moest hij nu doen? Demion liep rustig door de straten langs de haven. Schepen werden gelost van hun goederen door mannen die puffend heen en weer liepen over de planken die van de pier op het schip lagen uitgestrekt. Demion had zelf ook wat werk gedaan sinds zijn “vertrek” van zijn geboorteland, maar dat was meer uit verveling dan uit geldnood. Hij had toch bewondering voor de werklui die in het zweet baden om enkele zilverstukken te verdienen. Zijn reis had hem op vele plaatsen gebracht en hij had veel dingen gezien, maar nu hij in het bezit was van het gene wat hem hierheen trok, wist hij niet waar hij zijn reis heen wilde vervolgen. Demion smakte even, zijn mond was kurkdroog geworden door de zilte lucht in de haven en was toe aan een drankje. Hij rommelde wat in zijn tas en vond wat geld. Misschien als hij een rondje gaf in de plaatselijke bar dan kon hij misschien nog wat interessante verhalen opdoen. Al vaker had een “roddel” uit een dronkaard geleid naar een grote schat of avontuur waar Demion nu uit verveling naar hunkerde. Bij binnenkomst leek niemand op te kijken en bleven ze door lachen en drinken. De kroeg was vrij groot, groter dan hij dacht vanuit de buitenkant gezien. De geur van drank en rook vloog Demions neusgaten in toen hij dichter bij de bar naderde. Hij plofte op een kruk aan de bar en tikte met zijn vinger even op de bar om het personeel er op attent te maken van zijn aanwezigheid. De barman kwam aanlopen en sloeg een doek over zijn schouders en kruiste zijn armen ‘Wat zal het zijn vreemdeling?’. Demion leunde naar voren ‘Doe maar een grote beker bier, als u zo vriendelijk wilt zijn’. De barman schoot in de lach en greep een grote pul en schonk deze vol. Deze werd voor Demions neus neergezet ‘Ten eerste vreemdeling, hier hebben we geen kleine bekers. Ten tweede is de helft van de mensen hierbinnen niet vriendelijk, dus doe geen moeite best kerel’. Demion trok slechts een schouder op, gooide wat geld op de bar en draaide zich naar de zaak. Het koele bier voelde heerlijk in zijn keel en hij zakte iets onderuit op de kruk. Eerst even op het gemak wat drinken, daarna wat rondvragen besloot hij. | |
20-05-11 13:33:40 | Arya![]() Oudgediende ![]() WMRindex: 746 OTindex: 40.038 |
Kitara begon even met nadenken, en schreef toen weer wat op haar schrijfblok. 'Ik ken geen namen van kruiden, ik weet alleen wel aan het uiterlijk van de plant te herkennen wat het doet' en hield het boek weer voor haar, zodat hij het kon lezen. Ze had haar broer wel eens geholpen met het zoeken naar kruiden, voor hun eigen voorraadje als er iemand ziek was. de namen hadden haar alleen nooit iets uitgemaakt, zolang ze maar wist wat het deed. een naam was slechts een aanduidingsmiddel | |